Dick Swaab is een hersenonderzoeker met internationale faam. In 1985 richtte hij de hersenbank op en was dertig jaar lang directeur van het Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek. Zijn boek over de werking van onze hersenen is een bestseller. Begrijpelijk, want het is goed leesbaar, heel interessant, verluchtigd met anekdotes en aansprekende en soms ook aangrijpende verhalen.
Wij zijn ons brein bracht mij opnieuw onder de indruk van de grootheid van onze Schepper. Schitterend is ons brein door God geweven! Honderden miljarden (!) cellen hebben hun eigen functie daarin. Ze sturen niet alleen ons lichaam aan maar kunnen ook een niet-stoffelijke werkelijkheid buiten en boven ons denken. Bovendien werd mij opnieuw duidelijk hoe ernstig de gebrokenheid van ons mens-zijn is. Swaab schrijft over de schade die de hersenen in de baarmoeder kunnen oplopen of in hun vroegste ontwikkeling na de geboorte, over hersenaandoeningen, stoornissen in de vorming van de hersenen van een jongen of een meisje, transseksualiteit, depressie, clusterhoofdpijn, de werking van verslavende stoffen, agressie, autisme, schizofrenie, hallucinaties, bijnadoodervaringen, de ziekte van Alzheimer en vele andere hersengerelateerde problemen.
Religie
Swaab zelf erkent het werk van God niet. Hij is niet geïnteresseerd in diens bestaan. Wat wij 'ziel' noemen is volgens hem het gedrag van hersenen die reageren op angst voor de dood, de wens overleden geliefden terug te zien en het idee dat wij onszelf erg belangrijk vinden en menen dat wij na de dood blijven bestaan. Spreken over een 'ziel' noemt hij een misverstand en de 'geest' is een product van chemische processen in de hersenen, verklaarbaar vanuit de gedachte van de evolutie.
Ook religie is op die manier verklaarbaar. Religie heeft de mens in zijn evolutie een zeker voordeel gegeven: zij houdt mensen bijeen, kan hun gezondheid beschermen, troost en hulp bieden in moeilijke tijden, angst voor de dood wegnemen en de eigen samenleving beschermen tegen gevaren. Maar in onze tijd van globalisering en wereldwijde uitwisseling van informatie verdwijnt volgens Swaab dat voordeel langzamerhand. Momenteel geeft religie meer nadelen dan voordelen. Elke religie meent de fundamentele waarheid te bezitten. Gemakkelijk ontstaat haat jegens andersdenkenden. Swaab wil dat we achterhaalde denkbeelden achter ons laten. Dan pas is er ruimte voor 'echte vrijheid' en 'ware humaniteit'. Dit inzicht is met name aanwezig bij wetenschappers. Daarom geloven vele topwetenschappers niet in God. Atheïsme hangt samen met intelligentie, opleiding en wetenschappelijke prestaties. Religie daarentegen is, zo stelt Swaab, voor mensen die zijn blijven steken in achterhaalde denkbeelden.
Epilepsie
Swaab heeft geen hoge dunk van mensen die zich christen noemen. Hij bekijkt hen met argwaan en twijfelt aan hun oprechtheid. Hij schuwt de spot niet. Voor elke godsdienstige ervaring draagt hij een neurowetenschappelijke verklaring aan. De gebeurtenis die Saulus meemaakte op de weg naar Damascus was volgens hem een vorm van epilepsie die voortkomt uit de temporaalkwab van de hersenen. Deze temporaalkwabepilepsie kan indrukwekkende extatische ervaringen teweegbrengen. Mensen denken dan dat ze direct contact met God hebben en goddelijke opdrachten krijgen. Bij een dergelijke ervaring passen emotionele verandering, buitengewone godsdienstigheid, veelschrijverij en weinig belangstelling voor seks. Typerend daarbij is ook tijdelijke blindheid. Tijdens de aanval van epilepsie komt bij de lijder het godsbeeld naar boven dat tijdens zijn vroege ontwikkeling in het brein is ingeprent.
Breed meet Swaab de misstanden uit die in naam van de religie zijn gepleegd. Godsdiensten hebben mensen op verschrikkelijke wijze van hun vrijheid beroofd. In naam van het christendom zijn misdaden gepleegd. Bijna iedere religie kent zijn fundamentalisme en ideeën die tot absolute waarheden zijn verheven. Ook vandaag is er nog godsdienstig geïnspireerde agressie.
Swaab heeft zijn hoop gevestigd op de bevordering van het hersenonderzoek en bevrijding van 'achterhaalde ideeën'. Maar de vraag is of meer geld voor hersenonderzoek en een wetenschappelijke manier van denken ons mens-zijn en het welzijn van de samenleving als geheel bevorderen. Essentieel is lijkt mij dat we het instrument dat brein heet gaan gebruiken waarvoor God het heeft bedoeld. Alleen als ons brein attent is op Gods spreken, zullen ware vrijheid en humaniteit voor ons kenbaar worden.
Wetenschap
Swaab neemt in zijn boek standpunten in die binnen de samenleving niet vanzelfsprekend zijn. Hij wijst bijvoorbeeld op het feit dat het strafrecht onvoldoende rekening houdt met een eventuele stoornis in de (ontwikkeling van de) hersenen van de beklaagde. Hij ventileert ook gedachten die haaks staan op het christelijk geloof. Een voorbeeld daarvan is zijn gedachte over het zelfbeschikkingsrecht ten aanzien van het levenseinde. Op al die punten ga ik niet in. Ook niet op het harde verwijt aan bevindelijk gereformeerden dat zij kinderoffers brengen wanneer zij op grond van hun vertrouwen op God hun kinderen niet laten inenten. Begrijpelijk is dat Swaab moeite heeft met dat standpunt, maar hij zou wel met wat meer respect en invoelingsvermogen kunnen schrijven over hun worsteling. Zijn harde verwijt tekent het kille en harde levensklimaat van onze tijd. Wel wil ik één ding noemen: de verhouding tussen wetenschap en christelijk geloof. Volgens Swaab staan deze beide tegenover elkaar. Een volstrekt onjuiste gedachte. Wetenschap en geloof gaan heel goed samen. Swaab stelt dat er maar weinig wetenschappers gelovig zijn. Maar de cijfers die hij geeft zijn niet betrouwbaar. Een van de onderzoeken waarnaar hij verwijst, is het onderzoek onder de wetenschappers van een nationale academie van wetenschap in de Verenigde Staten. Tim Keller wijst erop dat de vraagstelling bij dat onderzoek specifieker was dan alleen maar of men geloofde. De vraag was of men geloofde in een God die op persoonlijke wijze met de mensheid sprak. Wie 'nee' zei was volgens dat onderzoek een ongelovige, ook al geloofde deze persoon wel in een God die het universum had geschapen.
Vervolgens mogen we uit de genoemde gegevens niet de conclusie trekken dat niet-gelovige wetenschappers ongelovig zijn omdat zij een bepaalde mate van kennis bezitten. Die wetenschappers zijn misschien door persoonlijke omstandigheden ongelovig geworden. Bovendien stellen ook niet-gelovige wetenschappers dat geloof en wetenschap kunnen samengaan. Ten slotte moeten we bedenken dat er voldoende wetenschappers zijn die de Christus belijden. Zij laten zien dat geloof en wetenschap wel kunnen samengaan.
Omgeving
Volgens Swaab is de materie de enige werkelijkheid waarmee wij daadwerkelijk rekening moeten houden. Ook de mens is louter materie, en zijn brein een ingewikkeld chemisch proces dat in belangrijke mate bepaald wordt door wat het vanaf de geboorte en vroegste ontwikkeling heeft meegekregen aan mogelijkheden en beperkingen. Ontstellend hoe het geheim van het mens-zijn wordt weggeredeneerd. In dit materialistische en deterministische mensbeeld blijft niets van het geheim over, laat staan van de gedachte van het beeld-van-God-zijn.
Bovendien laat de dagelijkse ervaring zien dat de omgevingsfactoren waarin mensen opgroeien en functioneren een grotere invloed hebben dan Swaab ons wil doen geloven. De mogelijkheden van vorming en opvoeding worden door Swaab wel heel sterk gerelativeerd. Het boek ademt de atmosfeer van een noodlot waaraan de mens niet kan ontkomen. Het bevestigt de mens die roept dat hij nu eenmaal zo is, daaraan niets kan doen, daartegen niet kan strijden en zijn lot maar moet aanvaarden en daarmee maar moet leven.
Stellig is het boek interessant en leerzaam, maar ook hard en cynisch getoonzet. Daarnaast heeft het stellig het tegenwicht nodig van de gedachte van de waarde van opvoeding en onderwijs. We zijn niet slechts producten van ons genenpatroon, de inwerking van hormonen op onze hersenen in de tijd dat we nog in de moederschoot waren, en onze vroege ontwikkeling in onze kinderjaren, maar mensen die verantwoordelijk zijn voor hun doen en handelen, en antwoord zullen moeten geven aan hun Schepper. We zijn ons brein, maar gelukkig ook meer dan dat.
Feanwâlden
D. J. Steensma
Naar aanleiding van Dick Swaab, Wij zijn ons brein. Van baarmoeder tot Alzheimer. Uitgeverij Contact. 16e druk. Amsterdam – Antwerpen 2011; 480 blz.; ISBN 978 90 254 3522 6; paperback, geïllustreerd € 24,95.