Eigenlijk is de titel van dit artikel niet goed gekozen. Beter zou zijn: God in relatie tot ons leven. Zo’n zin zet namelijk God voorop. God! De bron van ons bestaan. Hij is de Schepper. We zijn diep van hem afhankelijk.
Dat besef van diepe afhankelijkheid is niet altijd bij ons aanwezig. Wanneer we met ons boodschappenwagentje door de supermarkt lopen en we stoppen er van de stellingen nemend van alles en nog wat in, dan denken we niet bij elk product: dat heb ik aan God te danken. Of dat we de supermarkt binnenlopen met het gebed in ons hoofd: Heer, geef dat er in de winkel voldoende spullen aanwezig zijn zodat ik mezelf kan onderhouden. Natuurlijk ligt daar alles weer voor ons uitgestald en voor het grijpen…
Van God afkomstig
De term ‘biddag voor gewas’ – later met de toevoeging ‘en arbeid’- klinkt als iets uit een andere tijden. Tijden waarin we de boer zien zwoegen om aan de aarde te ontworstelen wat die te bieden heeft aan granen en groenten. Tijden waarin het werken was in het ‘zweet uws aanschijns’. Tijden van het handwerk en minder van het machinewerk. En vandaag? Ik las ergens op het internet: ‘Vervolgens verzonnen we kantoorgebouwen en arbeidsvoorwaarden. Als het regende zaten we droog. Kregen we last van onze rug, zorgden we voor een verstelbare bureaustoel. We kregen les in tiltechnieken; door de knieën, niet vanuit de rug. Bij zere vingers van het schrijven verzonnen we de computer. Om de paar uur was er pauze en 40 uur werken was meer dan genoeg. Als het koud was zetten we de verwarming wat hoger, voor de warmte verzonnen we de airco. Hiermee leken we God te slim af te zijn. Niets geen in het zweet uws aanschijns’. Ik realiseer me dat bovenstaand citaat voor een deel een karikatuur is en tegelijk bevat het wel een waarheid. Namelijk dat veel mensen zich vandaag niet écht meer afhankelijk weten en ervaren van God. In een boek uit 1948 lees ik: ‘Zoo behoort de prediking op Bid- en Dankdag den mensch ootmoedig te maken: niets heeft hij wat hij niet ontving, en in alles wat hij noodig heeft is hij afhankelijk van Gods vrije beschikking.’ Ootmoed. Dat woord lijkt óók te komen uit ‘andere’ tijden. In dat woord zie ik het beeld van een knielend mens voor me. Een mens die door de knieën gaat! Daar gaat ’t om. Ook in een tijd waarin we veel zaken (op het eerste gezicht zonder God) geregeld hebben.
Naar God toe
Hoe komen we tot die houding? Ik bedoel hoe komen we tot die houding van gebed. Hoort het gebed zelf ook tot vervlogen tijden? In de economische wetenschap draait het om het begrip schaarste. Wat schaars is, is over het algemeen kostbaar. Is ons gebed een schaars product waarvan de Bijbel ons leert dat het kostbaar is? Kostbaar om in het gebed Hem te mogen ontmoeten. Kostbaar omdat je bij Hem je hart mag luchten. Kostbaar omdat je Hem om vergeving mag bidden – en van Hem die vergeving mag ontvangen. Kostbaar omdat je in stilte van het gebed je afgesloten mag weten van de stortvloed van geluiden die er normaal om je heen klinken. Kostbaar omdat je Hem mag bidden om kracht voor deze dag. Mag bidden voor die zieke in je naaste omgeving. Je mag bidden om werk als je werkeloos bent geraakt. Als je een verlies moet verwerken? Je mag ermee naar Hem toe. Mensen vragen wel eens: wat is geloven. Vertrouwen is dan het antwoord (er valt meer over te zeggen). Maar waar blijkt dat vertrouwen dan uit? Moet dan het antwoord niet luiden: uit ons bidden. Want bidden dat is nu juist geloof-in-de-praktijk! Is nu juist ons gebed niet de thermometer van ons geloof? Het gebed drukt nu juist het diepe vertrouwen op God uit. Heer, hier ben ik, hier zijn wij. Alles leggen we bij U neer. En de ene keer komen we tot dat gebed omdat we overweldigd worden door de liefde van God. Op een ander moment gaan we de handen vouwen als de nood tot aan de lippen is gekomen. Weer een andere keer neemt een ander ons mee in die weg van afhankelijkheid: zullen we er samen om bidden? En je buigt je hoofd. Op bezoek bij de Koning die je Vader is.
Al-tijd
Het maakt niet uit in welke tijd je leeft. Vandaag is het biddag. En morgen ook. Bidt zonder ophouden. In je binnenkamer, tijdens een wandeling, in de auto en – toch maar wel – in de supermarkt. Is het grootste geheim niet dat de Here Jezus de toegang tot Vader tot stand heeft gebracht? En dat we vandaag leven onder een ‘geopende’ hemel. Het wonder is dat God niet ver weg is. Dat onze machtige God ruimte heeft gemaakt: kom maar! Ik ken je. In je ‘maakbare’ wereld waar toch links en rechts de brokstukken vanaf vallen. Zo mag het gebed een invulling zijn van een hartelijke uitnodiging van onze genadige God. Wat zijn we bevoorrecht dat we mogen en kunnen bidden. Mogen schuilen bij Hem. En dan mogen delen met elkaar: wat is het goed om bij Hem te schuilen. Wat is het fijn om bewust de tijd te nemen en de zaken van ons leven bij Hem te brengen. Wie ben ik dat ik zijn woorden mag lezen en die stille stem in mijn hart mag horen klinken. Ik bid want ik vertrouw op Hem. Tot wie zouden we anders moeten gaan? Wie heeft er dan nog woorden van eeuwig leven?
Veel fijne biddagen wens ik je toe!
Groningen
N. Vennik