Christus is geboren uit de maagd Maria, aldus de apostolische geloofsbelijdenis. Onmiskenbaar is dit een verwijzing naar het feit dat Hij de Zoon van God is. Maar is Hij dat altijd geweest? Of is er een bepaald moment aanwijsbaar waarop Hij dat geworden is?
Voor ieder mens is wedergeboorte noodzakelijk. Alleen dan is ingaan in het koninkrijk van God mogelijk. Dit ingaan wil de Heilige Geest bewerken. Hij brengt de noodzakelijke wedergeboorte tot stand in de weg van het geloof.
Vervolgens overtuigt Hij wie gelooft ervan een kind van God te zijn. Paulus zegt dan ook: 'De Geest getuigt met onze geest dat we kinderen van God zijn' (Rom. 8, 16).
Maar dat is anders bij de Here Jezus. Hij is niet op een bepaald moment aangenomen tot Zoon van God. In de eerste eeuwen zijn sommigen overigens wel daarvan uitgegaan. Zij meenden dat God op een bepaald moment Jezus als zijn Zoon had geadopteerd. Hun leer wordt het adoptianisme genoemd.
Maar de kerk heeft daarvan niet willen weten. Christus is altijd de Zoon van God geweest. Hij was er reeds voordat de tijd werd geschapen.
De apostel Johannes verklaart in zijn evangelie dat het Woord in het begin bij God was, zondermeer een verwijzing naar Christus Jezus. Zo luidt dan ook in de «cursief» Bijbel in Gewone Taal «einde cursief» het begin van dit evangelie: In het begin was Gods Zoon er al (Joh. 1, 1-3). Deze vertaling heeft 'Woord' (logos) vervangen door 'Gods Zoon'.
Mensengedaante
We kunnen ook denken aan het lied dat Paulus aanhaalt in zijn brief aan de Filippenzen. Christus was in de gestalte van God, zo wordt gezegd. Maar Hij heeft het aan-God-gelijk-zijn niet voor zichzelf gehouden. Hij heeft daarvan juist afstand gedaan en de gestalte van een slaaf aangenomen. Zo is Hij aan de mensen gelijk geworden. In deze mensengedaante heeft Hij zich vernederd. Hij is gehoorzaam geworden tot de dood, zelfs tot de kruisdood.
Daarom heeft God Hem hoog verheven. Hij heeft Hem de naam gegeven die boven elke andere naam uitgaat. Het doel daarvan was dat in zijn naam elke knie zich zal buigen van wie in de hemel, op de aarde en 'onder de aarde' zijn en elke tong zou belijden dat Hij Kurios is (Fil. 2, 6-10).
In overeenstemming met dit bijbelse getuigenis verklaart de Christelijke Dogmatiek van G. van den Brink en C. van der Kooi dat het 'zijn van Jezus' teruggaat op het 'eigen eeuwige zijn' van God.
Oordeel
De belijdenis van de maagdelijke geboorte is een verwijzing naar de godheid van Christus. Tegelijkertijd heeft de kerk met deze belijdenis een streep gezet onder zijn echte menselijke natuur. De kerk heeft nadrukkelijk willen belijden dat Hij is geboren uit een vrouw. Zijn geboorte was een werkelijke geboorte.
Soms is wel eens gezegd dat Christus geen echt lichaam had, maar een schijnlichaam. Hij zou geen echt mens zijn, slechts daarop lijken. De leer die daarvan uitgaat is het zogenaamde docetisme. We komen dat vandaag nauwelijks nog tegen. Terecht. De Schrift is duidelijk. De Zoon van God is 'geboren uit een vrouw en onder de wet' (Gal. 4, 4).
In onze tijd wordt juist zijn menselijke natuur onderstreept. Hij was echt mens. Daarbij ontkennen velen overigens dat Hij tegelijkertijd God is. Maar juist daaraan herinnert zijn maagdelijke geboorte ons. God heeft zich vernederd in het menselijke vlees.
Christus is daarom geen 'uitstulping van het humane'. God heeft in de menswording dan ook niet het mens-zijn willen eren, 'zoals een aanzienlijke gast zijn intrek neemt in het beste hotel van de stad' (O. Noordmans). Nee, de menswording was een diepe vernedering, die nodig was voor onze redding. Daartoe moest de Zoon uit de hemel neerdalen. Daaraan herinnert het wonder van de maagdelijke geboorte.
Deze geboorte brengt de mens dan ook onder het oordeel (G. C. van Niftrik), namelijk dat hij zelf de Heiland niet kan voortbrengen. Kijk waar het op uit loopt als mensen een koning wensen naar hun eigen hart. Kijk naar de geschiedenis van koning Saul. De Heiland moest van God zelf komen. Hij heeft hem neergelegd in de schoot van Maria.
Roeping
De maagdelijke geboorte zegt ons ook dat Jezus geen erfzonde bij zich draagt. De Vader heeft zijn Zoon zonder deze erfelijke belasting in het aardse leven geroepen.
Zijn zuivere staat is geen gevolg van de 'heiligheid' van Maria en komt niet voort uit het gegeven dat ze nooit seksuele omgang heeft gehad. Zou je daarvan wel uitgaan, dan zou je net als de kerk van Rome er ook van moeten uitgaan dat Maria onbevlekt ontvangen is, namelijk dat ze geboren is met een ziel waarin geen erfzonde is. Ze zou niet bevlekt zijn met erfzonde en zo in de schoot van haar moeder zijn ontvangen. Rome heeft deze opvatting in 1854 verheven tot dogma.
De Schrift leert anders. Het feit dat Jezus geen erfzonde bij zich draagt, staat niet in verband met de staat van Maria. De reden daarvoor ligt enkel en alleen in de wil van God. Hij heeft Jezus naar het aardse bestaan geroepen, gelegd in de schoot van een maagd en doen groeien uit haar vlees en bloed. Zoals God in het begin riep 'Licht' en er licht was, zo heeft Hij zijn Zoon geroepen in de moederschoot. Zoals het begin van Israël ligt in de roeping van God, zo ligt het geheim van de maagdelijke geboorte in deze roeping.
God schakelt menselijke macht en wil uit, waarvan de man het symbool is. Soeverein begint Hij zijn nieuwe schepping in de schoot van een maagd, een bovennatuurlijke vrucht van goddelijke roeping zoals deze ook in het begin klonk bij de schepping van hemel en aarde. God gaf in het begin een bevel en sprak een zegen uit. Zo ligt ook de oorsprong van de maagdelijke geboorte in een goddelijk bevel en een goddelijke zegen.
De Schepper stelt daarmee eveneens een teken, namelijk dat zijn heil, vergeving van zonden en verzoening, verlossing en vernieuwing, herstel en transformatie van de schepping niet voortkomen uit onze mensenwereld. Zouden we de maagdelijke geboorte ontkennen, dan ontkennen we zijn teken en verlagen we het evangelie tot een tijding over een menselijk gebeuren, een boodschap over 'een uitstulping van het humane'.
Moeder
Na de geboorte van Jezus bleef Maria overigens geen maagd. Ze kreeg na Jezus verscheidene kinderen, verwekt door Jozef. Maar de traditionele rooms-katholieke leer heeft daarover een andere gedachte. Het huwelijk van Jozef en Maria zou een maagdelijk huwelijk zijn gebleven. Deze opvatting is echter niet in overeenstemming met de Schrift. We lezen daarin juist wel over de broers van Jezus.
Waarom trouwens zou Maria maagd gebleven moeten zijn? In die gedachte van de blijvende maagdelijkheid van Maria komt een oud dualisme naar voren, dat leert dat het lichaam lager staat dan de geest. Seksuele omgang zou per definitie een zondig gebeuren zijn en hoogstens zijn toegestaan met het oog op het verwekken van nageslacht. Die gedachte is vreemd aan de Schrift.
Daarom en ook om andere redenen hebben we geen behoefte aan een mariologie, een leer over Maria. Het gaat uiteindelijk niet om haar, maar om Christus.
'Aan de Koning uitverkoren,
uit een maagd voor ons geboren,
moet ons hele hart behoren
onze lof en eer en prijs.'
D. J. Steensma, Feanwâlden