Een eerste onderzoek naar deze plant doet vermoeden dat hij als zodanig onder deze naam niet bestaat. In de oudere bijbelvertalingen komt de naam op twee plaatsen voor.
Psalm 83, 14: Mijn God, maak hen als een werveldistel, als kaf voor de wind.
Jesaja 17,12-14: Wee, een rumoer van vele volken, die rumoer maken als rumoerige zeeën, en een gebruis van natiën, die bruisen zoals geweldige wateren bruisen. Natiën bruisen zoals geweldige wateren bruisen, maar dreigt Hij ze, dan vluchten zij ver weg en worden opgejaagd als kaf op de bergen vóór de wind uit en als een werveldistel vóór de storm uit. Ten tijde des avonds, zie, daar is verschrikking; voordat het morgen wordt, zijn zij er niet meer. Dit is het deel van hen die ons plunderen, en het lot van hen die ons beroven.
In deze twee teksten wordt gesproken over de vijanden van Israël, die niets voorstellen als de Heer tegen hen optreedt. Psalm 83 is een gebed en Jesaja profeteert over de plunderaars.
De plant die hier wordt bedoeld is de werveldistel ofwel de Akoub (Gundelia tournefortii). De Akoub is een plant die als een klein plantje opkomt in maart, maar na enkele weken uitgroeit tot een forse distel. Naarmate de zomer vordert begint hij uit te drogen, totdat hij door de wind wordt weggeblazen. In de Bijbel worden vaak beelden uit de natuur gebruikt, en dit beeld is dan ook zeer duidelijk: het lijkt eerst heel wat, maar het blijkt uiteindelijk niets waard.
Nel Noppe, Leeuwarden