Het is van alle tijden dat er mensen zijn, die niet opgewassen zijn tegen de problemen die hen overkomen. Zij hebben hulp en zorg van anderen nodig. In onze tijd worden we dagelijks geconfronteerd met mensen, die in een hopeloze situatie zijn beland. Door oorlog, honger, natuurrampen, tegenslag, geweld, ziekte of onrecht worden zij hulpbehoevend en daarmee afhankelijk van anderen.
In Nederland is de hulpverlening door de overheid georganiseerd en zelfs bij wet geregeld. Het is even zoeken bij wie je moet zijn, maar ook daarvoor zijn weer hulpverleners. In grote lijnen is het in Nederland wel goed om te wonen. Zeker als je het vergelijkt met andere gebieden in de wereld. Maar laten we ons richten op de situatie vlak bij ons bed.
Hulpverlening door de overheid
Het kenmerk van hulpverlening die door wet- en regelgeving wordt vormgegeven, is dat zij per definitie beperkt wordt door diezelfde regels. En door gebrek aan mensen. Daardoor zijn er wachtlijsten en tekorten in bijvoorbeeld de jeugdzorg, de medische zorg, de ouderenzorg, waardoor mensen niet, niet tijdig of niet met de nodige zorgvuldigheid kunnen worden geholpen. Bovendien staan de hulpverleners, die onze veiligheid proberen te waarborgen, zoals brandweermensen, politieagenten en het zorgpersoneel onder grote druk door de tegen hen gerichte agressie. Al met al kunnen we het dus niet allemaal aan de overheid overlaten.
Samen delen
In de Bijbel en speciaal in de wetten van Mozes wordt de zorg voor de kwetsbaren goed geregeld. Weduwen, wezen, armen en vreemden. Er zijn leefregels opgetekend, met als doel dat Gods goedheid door zijn volk wordt getoond. ‘Laat wat over van alles wat jij hebt voor hen die dat niet hebben. Er mag niemand zijn, die gebrek lijdt, zonder dat iemand zich dat aantrekt.’ (Deut. 15:7, 1 Joh. 3:17, Jak. 2:15)
Johannes de Doper komt daar nog nadrukkelijker op terug. ‘Als jij twee hemden hebt, en een ander heeft er geen, geef dan jouw hemd aan die persoon.’ Datzelfde geldt uiteindelijk voor alles wat je hebt: eten, geld, ruimte, tijd. Het is een kwestie van willen delen.
Wat is jouw verantwoordelijkheid?
In de Bijbel is er steeds de enorme spanning tussen wat God vraagt en het ontbreken van recht en gerechtigheid. Dat is tegenwoordig nog steeds precies zo. Onrecht is slecht en zou niet mogen voorkomen. Het gevaar van grote problemen is dat je als eenling met lege handen staat, als het op helpen aankomt. Dat gaat niet en dat zou ook niet goed zijn. Het is belangrijk om te onderscheiden wat jouw taak is. In Matteüs 25 komt dat in de gelijkenis van de schapen en de bokken het scherpst naar voren: ‘Waar was jij? Wat had je kunnen doen? Wanneer gaf jij niet thuis?’ Vragen die ook aan ons allen worden gesteld.
De ernst van de gelijkenis van de schapen en de bokken kan je naar de keel vliegen. Want hoe werkt dat dan? Anderen gaan daadwerkelijk aan de slag met de zorg voor de kwetsbaarste mensen en geven expliciet gehoor aan deze oproep. Zij weten zich geroepen en hebben de gaven om dat ook daadwerkelijk te doen. Dat is prachtig en daarvoor is bijzondere waardering op zijn plaats. Maar jij en ik? Waar ligt onze roeping?
Delen wat je zelf hebt gekregen
Nederland is een welvarend land. Er is veiligheid, goede gezondheidszorg, goede huisvesting, goede scholing, voldoende voedsel en dat geldt voor iedereen die in Nederland verblijft. In principe, dat moet ik er natuurlijk wel bij zeggen. Want er vallen altijd mensen buiten de boot. Zichtbaar of buiten beeld.
Ons wordt door onze Vader God heel veel gegeven. Een kinderlied zegt het:
Alles wat ik heb, dat heb ik van mijn Vader
Alles wat ik ben, dat ben ik door de Heer
Alles wat ik doe, dat doe ik voor mijn Meester
Alles wat ik nodig heb, ontvang ik en nog meer.
Met deze wetenschap dat God ons voorziet in alles wat we nodig hebben kunnen we goed om ons heen leren kijken. Ook daarvan is er een mooi kinderlied van Elly en Rikkert
Jezus, open mijn oren.
Leer mij Uw stem te verstaan.
Leer mij Uw woorden te horen.
Te weten waar ik moet gaan
om Uw licht te verspreiden,
Uw naam te belijden.
Leer mij Uw stem te verstaan.
Jezus, open mijn ogen.
Leer mij de mensen te zien,
zoals U ze ziet uit de hoge.
U bent de Heer die ik dien,
om Uw liefde te geven
aan wie met mij leven.
Leer mij de mensen te zien.
Jezus, open mijn handen.
Leer mij een zegen te zijn.
Maak mij een hulp voor de anderen
die leven met honger en pijn,
om aan wie U niet kennen
genezing te brengen.
Leer mij een zegen te zijn.
Soms wordt jou specifiek iets gevraagd of word je geraakt door een situatie. Op jouw vraag aan de Heer om je ogen te openen, worden die daadwerkelijk geopend. Dát is het moment dat je in vertrouwen aan het werk mag gaan. En dan zal Hij je alles geven wat je nodig hebt, om ruimhartig weer uit te delen. Dat kan van alles zijn: van de boerenkoolstamppot die je deelt met je alleenstaande buurman, een arm om de schouder van een vermoeide collega tot het in huis nemen van vluchtelingen, die aan jouw deur klopten.
Tenslotte nog een lied van Sela, waarin wij vragen om Gods zegen.
Zegen mij op de weg die ik moet gaan.
Zegen mij op de plek waar ik zal staan.
Zegen mij in alles, wat U van mij verlangt.
O God, zegen mij alle dagenlang!
Vader, maak mij tot een zegen; ga mij niet voorbij.
Regen op mij met uw Geest, Heer, Jezus, kom tot mij
als de Bron van leven, die ontspringt, diep in mij.
Breng een stroom van zegen, waarin U zelf steeds mooier wordt voor mij.
Zegen ons waar we in geloof voor leven.
Zegen ons waar we hoop en liefde geven.
Zegen om de ander tot zegen te zijn.
O God, zegen ons tot in eeuwigheid!
Vader, maak ons tot een zegen; hier in de woestijn.
Wachtend op uw milde regen, om zelf een bron te zijn.
Met een hart vol vrede, zijn wij zegenend nabij.
Van uw liefde delend, waarin wij zelf tot bron van zegen zijn.
Nel Noppe, Tzummarum