Het berouw van God
Toen God zag wat zij deden, hoe zij zich bekeerden van hun boze weg, berouwde het God over het kwaad dat Hij gedreigd had hun te zullen aandoen, en Hij deed het niet. Jona 3:10
Hierboven staan twee teksten die spreken over het berouw van de HERE. Maar wat een verschil. Gods berouw in Genesis loopt uit op de zondvloed. Zijn berouw bij Jona betekent dat Ninevé niet wordt verwoest.
In beide teksten wordt het Hebreeuwse werkwoord ‘nacham’ gebruikt. In het vorige artikel over Gods berouw schreef ik dat dit werkwoord betekent dat God diep zucht, van diepe teleurstelling en droefheid zoals in Genesis 6:6 of van grote opluchting en vreugde zoals in Jona 3:10. Deze keer krijgen deze twee teksten de aandacht.
Vooraf
Is het spreken over Gods berouw niet een mensvormige wijze van spreken? Dat is het, zoals God in heel zijn openbaring mensvormig tot ons spreekt. Sterker nog, in het hart van het NT staat de menswording van God. Die menswording wordt in het OT verondersteld. Ze is gegrond in het wezen en de bedoeling van God. Als God niet als mens tot ons was gekomen, zou er geen communicatie tussen Hem en ons mogelijk zijn. Als Hij niet mensvormig tot ons sprak, zouden wij Hem niet begrijpen.
Dikwijls is er de onjuiste gedachte dat in het mensvormig spreken over God niet echt wordt gezegd wie Hij is. Dat er zo over God wordt gesproken bij wijze van spreken. Maar dat is niet zo. Zoals de Zoon van God echt mens werd, zo is het mensvormig spreken over God echt. Het spreken over Gods berouw maakt duidelijk hoe intens betrokken God bij (zijn) mensen is. Als het met hen verkeerd of goed gaat, raakt Hem dat diep. Die goddelijke bewogenheid klinkt door in beide teksten.
Genesis 6:6
Tot zijn diepe droefheid ontdekte de HERE dat bij de mensen de zonde de overhand had gekregen. Daarom berouwde het Hem dat Hij de mens had gemaakt. Het smartte Hem aan zijn hart, is te lezen als een nadere uitleg van het berouw van de HERE.
Volgens Calvijn past het spreken over zowel berouw als smart niet bij God. Hij is van mening dat God in zijn hemelse rust altijd gelijk blijft. Hij denkt dat de Geest met deze woorden zich aanpast bij wat wij kunnen bevatten om ons zo duidelijk te maken dat God de zonde veraf-schuwt.
Maar in zijn uitleg schrijft Calvijn ook dat de vreselijke zonden van de mensen God zo kwetsen dat zij zijn hart met dodelijke smart doorwonden. Hiermee sluit Calvijn zich aan bij het Bijbelse spreken, terwijl zijn eerste uitspraak past in het filosofische spreken over de onbewogenheid van God.
God openbaart zich in de Schriften juist als de bewogen God. In het spreken over Gods berouw spelen altijd de daden van de mens een rol. Het is Gods reactie op die daden. Zijn relatie tot de mens verandert, als die mens verandert, hetzij ten kwade of ten goede.
Bij een verandering ten kwade zucht de HERE diep. God wil dat dit ons raakt. En dat we ervan schrikken. Want het blijft niet bij zuchten. Als de HERE zucht, gebeurt er wat! Lees maar in Genesis 6.
God spreekt niet alleen van oordeel, maar Hij voltrekt zijn oordeel ook. Dat gebeurt omdat de mensen gaan leven zonder God. Omdat ze zich gedragen alsof ze zelf God zijn. Hun hoogmoed heeft de zondvloed tot gevolg. Het zuchten van de HERE, zijn berouw, is in dit geval huiveringwekkend echt. Genesis 6 spreekt ook over genade voor Noach. Dat opent een toekomstperspectief. Maar dat doet niets af van de verschrikking van Gods oordeel. Die vloeit voort uit Gods berouw als reactie op de menselijke ongehoorzaamheid en hoogmoed.
Jona 3:10
Dit vers is een hoogtepunt in het boek Jona. In opdracht van God verkondigde Jona aan de Ninevieten hun ondergang. Maar toen ze zich bekeerden, gebeurde het niet. Toen zij berouw toonden, kreeg God berouw over het kwaad dat Hij gedreigd had hun te zullen aandoen. Er was vreugde bij God over de bekering van de Ninevieten.
Zo zag Jona het niet. In hoofdstuk 4:2 verwijt hij de HERE dat Hij te goed is door berouw te hebben over het kwaad.
Jona heeft veel volgelingen, ook onder christenen. Bovendien zijn er veel christenen die niet kunnen geloven dat God van een besluit terugkomt. Hoe zijn dan Gods besluit dat Hij Nineve over 40 dagen zal verwoesten en zijn berouw waardoor hij op dat besluit terugkomt te rijmen?
Meer dan eens wordt de oplossing hierin gezocht dat de oordeelsprediking aan Nineve wordt opgevat als een pedagogisch dreigement. God zou alleen maar dreigen om de Ninevieten tot goed gedrag te brengen, zoals een ouder of onderwijzer soms bij een kind doet.
In deze uitleg wordt geen recht gedaan aan de oordeelsprediking die Jona in opdracht van God in Nineve moest houden. Ook wordt er geen recht gedaan aan het spreken over Gods berouw. Beide moeten ernstig worden genomen. Het is waar dat God onveranderlijk is. Maar daarmee wordt bedoeld dat Hij trouw is aan zichzelf en aan zijn eeuwig voornemen. Die trouw betekent ook dat Hij terugkomt van zijn besluit om zijn oordeel te voltrekken als mensen zich bekeren tot Hem.
Ds. J. Overduin schrijft in zijn boek over Jona terecht dit: ‘Als een mens maar even God bijvalt in zijn doodvonnis, gaat de poort van het Evangelie al open. Zo onveranderlijk is Hij t.a.v. zijn woord: Ik heb geen lust in de dood van de zondaar, maar daarin heb Ik lust, dat hij zich bekeert en leeft. Laten wij met eerbied beven en met blijdschap zingen van de onveranderlijke God, die beloofd en bewezen heeft dat Hij gelukkig veranderen kan op ons noodgeschrei. God de Here is onveranderlijk in deze barmhartige veranderlijkheid.’
Aan dit uitvoerige citaat heb ik niets toe te voegen. Niets dan dit, dat dit bovenal waarheid is in Jezus Christus. In Hem blijkt hoe diep God bewogen is met een wereld in zonde en schuld. Dat blijkt ook al in het OT, niet het minst in het spreken over Gods berouw.
Onveranderlijk de Veranderlijke
Gods berouw betekent dat de HERE op een besluit van Hem terugkomt. Dat kan ten kwade en ten goede. Ten kwade gebeurde dat ten aanzien van de mensheid in Genesis 6 en bij koning Saul (1 Sam. 15).
We komen zijn berouw ten goede tegen in Jona 3 en 4. De teksten over Gods berouw ten goede zijn in de meerderheid. Ik noem Ex. 32:12 en 14.
Het verlangen van de HERE dat mensen zich bekeren en zijn intense vreugde als dat gebeurt, blijkt bovenal in Christus en zijn werk. Vanuit Hem wordt duidelijk wat er bedoeld wordt met het berouw van God. Het is zijn diepe bewogenheid, zijn reactie op de veranderde houding van mensen tegenover Hem. Hierin blijkt wie de HERE is. Dat blijkt bovenal in zijn berouw ten goede. Het blijkt in de prediking van Christus.
Daarom eindig ik dit artikel met de slotwoorden van het hoofdstuk over Gods berouw van ds. H. Veldkamp in zijn boekje ‘Beslagen vensters:
‘Wij loven U, o God, en prijzen Uwen Naam, omdat Gij onveranderlijk de Veranderlijke blijft en berouw wilt hebben over Uw knechten.’
Amersfoort
D. Visser