Tussen eerste en tweede komst – duizend jaren (1)
Niet iedereen kan deze gedachte meemaken. Zelfs vinden sommigen dat zij ingaat tegen het woord van God. Het kan toch niet waar zijn dat de duivel nu gebonden is? Waar komt dan de ellende in de wereld vandaan? Velen menen dat de tijd waarin de duivel gebonden is nog moet komen en dat pas dan Christus met de heiligen duizend jaren zichtbaar en lichamelijk zal regeren.
Een broeder en zuster die deze mening zijn toegedaan spoorden mij aan de Bijbel op dit punt te onderzoeken 'los van de geschriften van de kerk'. Zij kenden blijkbaar de kerkorde van onze kerken waarin staat dat er geen schriftuurlijke grond is voor de leer van 'een regering van de heiligen op aarde gedurende duizend jaren'. Deze broeder en zuster zijn niet de enigen in onze kerken die deze opvatting hebben over de duizend jaren die genoemd worden in Openbaring 20. Toch leert een nauwkeurig onderzoek van de Bijbel dat onze kerkorde op dit punt recht doet aan de Schrift.
Symbolisch taalgebruik
Duidelijk mag zijn dat het getal duizend in de Bijbel een symbolisch getal is. Daarmee is een lange tijd bedoeld waarin de dingen die moeten gebeuren tot ontwikkeling worden gebracht. Daarbij kunnen we ook denken aan een psalm die zegt dat God zijn woord trouw volbrengt tot in het duizendste geslacht (Ps. 105, 8). Met die duizend geslachten zijn alle geslachten bedoeld. Op dezelfde wijze doelen duizend jaren op de volstrekte volheid van de tijd.
Oorlog na duizend jaren
Volgens Openbaring 20 wordt de duivel na een periode van duizend jaren enige tijd losgelaten. Hij zal dan de volken aan de vier hoeken van de aarde verleiden. Alle volken dus. Zij zullen zich voorbereiden op de oorlog (vers 7-8). Let wel: niet een oorlog, maar de oorlog. Deze beslissende slag wordt twee keer eerder genoemd. De eerste keer in Openbaring 16: Satan verzamelt al de koningen van de aarde tot de oorlog op de grote dag van de almachtige God (vers 14). De tweede keer wordt deze slag genoemd in Openbaring 19: de oorlog wordt door de koningen en hun legers gevoerd tegen Christus (vers 19). Deze machtige vijanden zijn geen andere dan de volken aan de vier hoeken van de aarde. Zij zijn eensgezind en hebben hun koningschap aan de duivel gegeven (Op. 17, 17). De oorlog na de duizend jaren vindt dus plaats op de grote dag van God en het Lam. Wat hoofdstuk 19 over deze oorlog zegt, wordt dus herhaald in vers 8 van hoofdstuk 20.
Dat blijkt ook nog uit iets anders. De namen waarmee alle volken van de aarde worden aangeduid luiden Gog en Magog. Deze namen zijn afkomstig uit de profetieën van Ezechiël. Openbaring 20 wijst daarmee terug naar deze oudtestamentische profetieën. Ook Openbaring 19 doet denken aan Ezechiël. Concreet: het roofvogelmaal dat in dat hoofdstuk wordt beschreven, herinnert aan de profetie Gog en Magog (Ez. 39, 4; 17-20). De verwijzing van Openbaring 20 en 19 naar een en hetzelfde deel uit het bijbelboek Ezechiël verbindt de beide hoofdstukken 20 en 19 nauw aan elkaar. Ook daarom kunnen we zeggen dat vers 8 van Openbaring 20 over niets anders spreekt dan wat in Openbaring 19 is benoemd. De duizend jaren gaan daarom vooraf aan de grote dag van God. Ze slaan dus op de tussentijd, de tijd tussen Christus' hemelvaart en zijn wederkomst om te oordelen de levenden en de doden. Wat is de grote dag van God anders dan de dag van Jezus' wederkomst?
Maar waarom lezen we dan eerst over de beslissende oorlog bij Jezus' wederkomst (Op. 19, 11-19), vervolgens over de tijd tussen Jezus' kruisiging en wederkomst (20, 1-6) en dan opnieuw over de beslissende oorlog (20, 7-8)? Waarom moeten we eerst kijken naar de laatste dag, dan naar de jaren die eraan voorafgaan en dan weer opnieuw naar de laatste dag? Deze volgorde vinden wij vreemd. De reden voor die bevreemding is dat wij niet gewend zijn aan deze manier van schrijven. Maar zij is wel eigen aan de manier waarop Openbaring de visioenen weergeeft. Wat eerder in het bijbelboek is gezegd, wordt later opnieuw en op een andere wijze naar voren gebracht. Die andere wijze is intensiever en krachtiger. Het laatste bijbelboek geeft geen chronologische volgorde van visioenen. De manier van schrijven draagt het karakter van een profetie.
Duizend jaren geboeid
In de tijd tussen Jezus' kruisiging, opstanding en hemelvaart enerzijds en zijn wederkomst anderzijds is de duivel geboeid en in de afgrond geworpen. Daardoor kan hij de volken niet meer verleiden. Zijn macht is gebroken door het volbrachte werk van de Here. Satan is uit de hemel gevallen (Luc. 10, 18) en kan niet meer ongeremd zijn macht uitoefenen. Vanaf dat moment was zending en evangelisatie mogelijk en komen mensen tot geloof en bekering. Jezus zelf heeft gezegd dat we niet zomaar iemands huis kunnen binnengaan om zijn huisraad te roven en al helemaal niet wanneer de bewoner heel sterk is. Eerst zullen we die bewoner moeten vastbinden (Mar. 3, 27). Nu, dat is gebeurd: Christus heeft zijn sterke tegenstander gebonden. Daardoor kunnen mensen zijn eigendom worden.
Deze tijd waarin de duivel gebonden is, is een periode waarin die binding niet altijd zichtbaar is. Soms is zij helemaal niet zichtbaar. Maar we moeten beseffen dat wat de Openbaring van Johannes zegt over die binding een algemene karakterisering van de tussentijd is. Zo spreken we ook over een andere karakterisering van deze tijd. De periode tussen Christus' hemelvaart en wederkomst wordt ook 'de grote verdrukking' genoemd (Op. 7, 14).
Maar in deze tussentijd is de verdrukking niet voor iedereen altijd gelijk. De martelaren van de eerste eeuwen zullen zeker de woorden van Openbaring over de verdrukking hebben herkend. Ook in onze tijd zijn er christenen die een ernstige verdrukking moeten meemaken. Zonder twijfel herkennen de 'geheime gelovigen' in Noord-Korea deze woorden. Er zijn echter ook perioden waarin de verdrukking minder zwaar is en waarin gelovigen nauwelijks verdrukt worden. En toch wordt de gehele tussentijd 'de grote verdrukking' genoemd.
En zo moeten we ook spreken over de gebondenheid van de duivel gedurende een periode van duizend jaren. Dat is een tijd met wisselende momenten. Soms zien we duidelijk dat de duivel geboeid is. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer iemand zich tot de Here bekeert. In een andere situatie zien we dat minder duidelijk. Naast de eerder genoemde voorbeelden kunnen we ook denken aan de situatie waarin iemand afvalt van het geloof. Satans rol is nog niet uitgespeeld. Toch kan hij niet meer doen wat hij wil. Hij is door het volbrachte werk van Christus aan banden gelegd. Heeft de Heiland zelf niet gezegd: 'Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde'?
Feanwâlden
D. J. Steensma