Hoe kun je het geloof verdedigen wanneer een niet-gelovige je kritische vragen stelt? Hoe ga je binnen de kerk met dergelijke vragen om? Want ook daar komen die vragen naar voren. Ze worden niet alleen door jongeren gesteld maar ook door ouderen. Hoe moet je op die vragen ingaan? Welke argumenten gebruik je en welke juist niet?
In Ede zijn voor theologisch belangstellenden een aantal lezingen gehouden over apologetische vragen. Dat gebeurde onder verantwoordelijkheid van de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Bond 'Johannes Calvijn' in samenwerking met de Christelijke Hogeschool Ede. De gehouden lezingen zijn gebundeld in een boek dat de titel draagt 'Verantwoorde hoop'. Deze titel is een verwijzing naar een woord van de apostel Petrus over de bereidheid tot verantwoording aan een ieder die rekenschap vraagt van de hoop die in ons is (1 Pet. 3, 15).
Apologetiek
De bundel begint met twee algemene artikelen over apologetiek van de hand van drs. R. J. A. Doornenbal. In het eerste artikel wordt een bijbelse fundering van apologetiek gegeven. In het tweede artikel onderscheidt Doornenbal een aantal manieren waarop we het gesprek over kritische geloofsvragen zouden kunnen voeren. Een manier is dat we de ander ermee confronteren dat hij een geloofskeuze moet maken. Deze benadering gaat ervan uit dat we de ander niet kunnen overtuigen met argumenten. Geloofsovergave is geen zaak van het verstand maar van het hart. Het hart heeft zijn redenen die het verstand niet kent. Ons verstand geeft ons geen kennis van God. Er is geen rechtstreekse weg van de mens naar God, maar een oneindige kloof. We kunnen God niet kennen tenzij Hij Zich bekendmaakt. Daarom is een keuze nodig en een overgave van het geloof. In het gesprek met een niet-gelovige zal dan gezegd moeten worden dat hij in het geloof de sprong zal moeten wagen. Elementen van deze benadering treffen we aan bij enkele grote denkers uit de geschiedenis zoals Pascal, Kierkegaard en Barth.
Een andere benadering van het gesprek met een niet-gelovige gaat uit van het menselijke verstand en de situatie waarin mensen verkeren. Deze aanpak heeft oude papieren. Ze heeft zich in de loop van de geschiedenis op verschillende manieren gemanifesteerd in zowel de rooms-katholieke traditie als de protestantse. Kenmerkend voor deze benadering is dat zij uitgaat van een gemeenschappelijke basis voor het gesprek. Die basis maakt een redelijk gesprek mogelijk. Het verstand kan om bepaalde redeneringen niet heen. Evenmin kan het bepaalde waarnemingen in de werkelijkheid ontkennen. Vertegenwoordigers van deze benadering menen dat een verstandelijke redenering iets van de kloof met de niet-gelovige kan overbruggen. We kunnen tot op zekere hoogte aannemelijk maken dat God bestaat. Dat kan wanneer wordt gelet op het ontstaan van de mensheid en de wereld, de orde in de geschapen werkelijkheid, het zelfbewustzijn van mensen, hun godsdienstige belevingen, het ervaren van wonderen en niet in het minst de moraal. Al die zaken maken aannemelijker dat God bestaat dan dat Hij niet bestaat. Er zijn bovendien goede argumenten voor de belijdenis dat God Zich heeft bekendgemaakt in Christus en de Schrift. De geloofsuitspraak bijvoorbeeld dat Jezus God is, wordt aannemelijk wanneer we letten op de profetieën die in Hem zijn vervuld, zijn zondeloze leven en zijn opstanding uit de doden.
Gereformeerd
Weer een andere benadering van het apologetische gesprek is de gereformeerde. Daarbij kan de naam van Johannes Calvijn worden genoemd. Volgens deze benadering is de enige basis van het gesprek met een niet-gelovige de openbaring van God. Het verstand geeft geen genoegzame basis. Dat is aangetast door de zonde. Bovendien: wie zijn wij dat wij God voor de rechtbank van ons verstand dagen? We moeten er zondermeer van uitgaan dat Hij bestaat. Verder moeten we aannemen dat God via de Bijbel tot ons spreekt. We hoeven de Bijbel niet te bewijzen. Dat kunnen we trouwens ook niet. Hij heeft kracht in zichzelf. Spurgeon zei: 'Verdedig de leeuw niet, maar laat hem los'.
Nieuwe denkers in de gereformeerde traditie hebben eveneens naar voren gebracht dat het geloof geen bewijs nodig heeft. Maar daarnaast hebben zij onderstreept dat ook de zogenaamde objectieve wetenschap uitgaat van onbewezen vooronderstellingen. Vele wetenschappers menen in onze tijd dat zij uitgaan van wat bewezen is en vaststaat. De vraag is of dat waar is. Staat niet achter elke wetenschap een bepaalde visie op de wereld? Ten slotte gaan deze nieuwere denkers binnen de gereformeerde traditie in op rationele bezwaren die mensen inbrengen tegen het christelijk geloof. Zij stellen daar tegenover dat het geloof niet ingaat tegen het verstand.
Doornenbal zelf kiest niet voor één van de genoemde benaderingen van het apologetische gesprek met uitsluiting van de andere. Hij wil de sterke punten uit de verschillende benaderingen combineren. Volgens hem kiezen ook Alistair McGrath en Tim Keller, twee bekende hedendaagse apologeten, voor deze aanpak.
Stellig zal het apologetische gesprek de ontmoeting met de niet-gelovige dienen. Toch mogen we de waarde van dat gesprek niet overschatten. Die is beperkt. We kunnen niet verwachten dat onze naaste door middel van argumenten tot het geloof wordt gebracht. Uiteindelijk kunnen we weinig meer doen dan misstanden wegnemen en eenvoudig vertellen over het heil dat God in Christus Jezus schenkt.
Geloofsvragen
Naast de twee algemene artikelen bevat de bundel zes artikelen waarin specifieke vragen aan de orde komen. Prof. dr. G. van den Brink behandelt de vraag of we het bestaan van God kunnen bewijzen. Dr. J. Hoek gaat in op de vraag of we in een gesloten wereld leven en wat we van wonderen moeten denken. Hoe kunnen we in wonderen geloven wanneer de wetenschap verklaart dat wonderen niet mogelijk zijn? De bijdrage van dr. A. Markus is gewijd aan de vraag waarom God het kwaad in deze wereld niet voorkomt. Dr. B. van den Toren behandelt de vraag of we de opstanding van Christus uit de doden aannemelijk kunnen maken. Dr. P. J. Visser gaat in op de vraag naar de religiositeit in de wereld: wat is er mis met andere religies? Die vraag heeft de kerk de laatste tientallen jaren sterk beziggehouden. Hoe moeten we omgaan met de verscheidenheid in religies wanneer we blijven uitgaan van de uniekheid van het christelijk geloof? De laatste bijdrage in deze bundel is van de hand van dr. A. Plaisier. Daarin komt de vraag aan de orde of God een obstakel is in ons bestaan. Volgens velen is dat het geval. Het geloof zou mensen in hun ontwikkeling belemmeren. Hoe moeten we op dat bezwaar ingaan?
Stellig kunnen predikanten en kerkelijk werkers hun winst met deze bundel doen. Daarnaast is hij lezenswaard voor ieder die nadenkt over lastige geloofsvragen.
Feanwâlden
D. J. Steensma
Naar aanleiding van: dr. J. Hoek (red.), Verantwoorde hoop. Apologetische thema's. Serie Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Bond 'Johannes Calvijn', deel 4; uitgeverij Groen te Heerenveen, 2011; 275 blz.; ISBN 978 90 8897 015 3; prijs € 14, 95.