Indien uw broeder zondigt, ga heen, bestraf hem onder vier ogen. Indien hij naar u luistert, hebt gij uw broeder gewonnen. Indien hij niet luistert, neem dan nog een of twee met u mee, opdat op de verklaring van twee getuigen of van drie elke zaak vaststa. Indien hij naar hen niet luistert, zeg het dan aan de gemeente. Indien hij naar de gemeente niet luistert, dan zij hij u als de heiden en de tollenaar.
Matteüs 18:15-17 (NBG)

Is er gehandeld naar het voorschrift van Matteüs 18? Als die vraag op een kerkelijke vergade-ring gesteld wordt, weet iedereen meteen dat daarmee de verzen 15-17 worden bedoeld. Maar dan zoals die verzen in de artikelen 72-74 van onze kerkorde zijn uitgelegd en vastgelegd.

Keer op keer is er in de kerken in conflictsituaties discussie over de vraag of op dit punt de kerkorde juist is toegepast en de procedure correct is gevolgd.

Het is echter de vraag of de toepassing van Matteüs 18:15-17 in de kerkorde juist is. Bovendien kan worden gevraagd waarom er aan deze verzen wordt gedacht bij de vraag of er gehandeld is naar Matteüs 18, en niet aan vers 3. Daarin zegt Jezus tegen zijn leerlingen: word als een kind. Daarmee bedoelt Hij: verneder uzelf, zo blijkt uit zijn eigen uitleg in vers 4.

Waarom wordt er niet gedacht aan de verzen 12-14, waar de leerlingen worden opgeroepen te zijn als een herder die de dwalenden en de kleinen zoekt.

Waarom zijn de verzen 21-22 niet in de kerkorde opgenomen? In die verzen zegt Jezus hoe vaak ik een broeder die tegen mij zondigt moet vergeven: doe dat zeventigmaal zevenmaal.

 

Wat er staat

Vers 15 lijkt duidelijk: ‘Indien uw broeder zondigt’. Maar in andere vertalingen (SV en NBV) staat: als uw broeder tegen u zondigt. Onze kerkorde vat deze woorden op in de lijn van Cal-vijn. Jezus zou hiermee een verborgen zonde bedoelen.

Heimelijke zonden vragen om persoonlijk broederlijk vermaan, eventueel met herhaling onder twee of drie getuigen. Als de zondaar geen gehoor geeft aan de herhaalde vermaning of een openbare zonde heeft begaan, moet de kerkenraad met hem handelen overeenkomstig vers 17.

Sommige belangrijke handschriften hebben  in vers 15 de woorden ‘tegen u’ niet, andere wel. Heeft iemand bij het overschrijven ze bewust of onbewust toegevoegd omdat ze ook in vers 21 staan in de vraag van Petrus aan Jezus: hoe vaak zal mijn broeder tegen mij zondigen en moet ik hem vergeven? Of heeft een andere overschrijver deze woorden per ongeluk weggela-ten?

Omdat in belangrijke handschriften in vers 15 de woorden ‘tegen u’ ontbreken, kunnen wij niet met stelligheid zeggen welk soort zonden Jezus hier op het oog heeft. Hij zegt niet met zoveel woorden dat Hij verborgen zonden bedoelt, al zou dat kunnen worden afgeleid uit de oproep tot bestraffing onder vier ogen.

Van Bruggen meent dat de woorden ‘tegen u’ oorspronkelijk zijn. Maar het zondigen waar-over Jezus spreekt, moet volgens hem niet beperkt worden tot verborgen zonden. Ik val hem op dat laatste punt bij.

Als de vermaning door gebrek aan berouw moet worden herhaald, moet dat worden gedaan met één of twee getuigen erbij (16). Wat is de functie van die getuigen? Moeten zij van de zonde getuige zijn geweest? Dat wordt lastig bij een heimelijke zonde. Volgens mij is dat niet de bedoeling van de getuigen. Zij moeten bij de tweede vermaning worden meegenomen om met hun getuigenis de terechtwijzing te onderstrepen.

Als ook dat geen bekering brengt, moet de zaak worden voorgelegd aan de gemeente (17). Die stap zorgt bij de uitleg en toepassing voor de discussie of het moet worden gezegd tegen de hele gemeente of tegen de vertegenwoordigers van de gemeente. Volgens het gereformeerd kerkrecht moet het in dat stadium op de tafel van de kerkenraad worden gelegd.

Dat kan in het uiterste geval tot gevolg hebben dat een zondaar in de ban wordt gedaan volgens de vastgestelde procedure. Zo’n zondaar kan na berouw en bekering weer in de gemeente worden opgenomen (zie kerkorde 77 en 78 en Matteüs 18:18)

Een vraag die vooraf gaat aan de inschakeling van de gemeente nadat de vermaningen bij de zondige broeder geen bekering hebben opgeleverd is: Hoe bedoelde Jezus dit? Want in zijn tijd was er nog geen gemeente.

Van Bruggen heeft een interessante uitleg. Volgens hem betekent het woord dat met gemeente is vertaald eenvoudigweg vergadering. Hij leest dit tekstgedeelte vanuit de vraag van Jezus’ leerlingen in vers 1: Wie is de grootste in het Koninkrijk? Jezus antwoordt dat zijn leerlingen moeten worden als een kind. En in tweede instantie dat ze herders moeten zijn.

Dat mag voor medeleerlingen of anderen echter geen reden zijn tegen hen te zondigen door hen te minachten. Als dat toch gebeurt en niet stopt, mag de vergadering van leerlingen de maatregelen nemen die Jezus noemt. Ik vraag me af of Van Bruggen hiermee de juiste verkla-ring geeft. Maar andere verklaringen roepen evenzeer vragen op. Al die vragen laat ik hier rusten. Het gaat mij om het pluspunt uit Van Bruggens verklaring dat hij de verzen 15-17 leest in de context van heel Matteüs 18.

 

Heel het hoofdstuk

De verzen 15-17 mogen niet anders worden verklaard dan vanuit de context van heel hoofdstuk 18. Los van de context gelezen, kan dit (een voorloper van) een gedeelte van de kerkorde lijken. Maar in het verband van het hele hoofdstuk is het Jezus’ onderwijs aan zijn leerlingen hoe zij met elkaar en anderen dienen om te gaan. Uiteraard heeft dat ook grote betekenis voor de huidige kring van Jezus’ leerlingen, de kerk van nu.

Is er gehandeld naar Matteüs 18? Gelet op Jezus’ onderwijs in het begin van Matteüs 18 zou die vraag primair de vraag moeten zijn of er gehandeld is in het geloof dat de grootste in het Koninkrijk kind geworden moet zijn. Handelen we als kinderen van God in de Geest van Gods Zoon? Hij heeft zichzelf vernederd en is de dienaar van allen geworden. Hij is zo bewo-gen met de kleinen in het geloof dat Hij zich met hen identificeert. Hij is voor verdwaalde en verloren schapen de goede herder.

Er wordt gehandeld naar Matteüs 18 als wij handelen in diezelfde gezindheid. Daarbij hoort ook de eindeloze bereidheid een broeder zijn zonden te vergeven (21-22). Die is vrucht van de vergeving die Christus zelf schenkt.

Tevens mag niet worden vergeten dat Jezus spreekt over samenkomen van twee of drie in zijn Naam tot eenparig gebed met het oog op de vermaning van een broeder die zondigt (19-20).

 

Ver van de kerkorde

Al de genoemde aspecten uit Matteüs 18 zou men het geloofskader kunnen noemen waarin de vermaning van een broeder dient te gebeuren. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van Matteüs 18:15-17. Deze verzen vormen een handreiking om, door de Geest geleid, een broeder die zondigt, weer op het rechte pad te brengen (Gal. 6:1).

In onze kerkorde zijn de verzen 15-17 gemaakt tot een drie stappen plan van aanpak bij zon-den in de gemeente. Maar bij de uitleg van deze verzen in de kerkorde is een groot vraagteken te plaatsen. Bovendien klinken deze verzen in de context van Matteüs 18 heel anders dan in de kerkorde.

Mijn conclusie is daarom dat de kerkorde ver af staat van Matteüs 18. Tegen deze conclusie kan worden ingebracht dat de kerkorde is bedoeld als een geestelijk instrument om te zorgen dat in de kerk alles ordelijk en pastoraal toegaat. Aan de goede bedoeling van de opstellers van de kerkorde twijfel ik niet. Maar goede bedoelingen zijn onvoldoende. In uitleg en toe-passing schiet de kerkorde tekort. Dat blijkt als Matteüs 18:15-17 wordt gelezen in de context van heel hoofdstuk 18.

Laten we in de kerken handelen naar Matteüs 18, maar dan naar het hele hoofdstuk.

 

Amersfoort
D. Visser


Commentaar

  • Nieuw leven 2024-04-19 17:47:34

    In januari begint het al: het wordt weer langer licht en de sneeuwklokjes gaan bloeien, en even...

  • Post 2024-04-06 07:36:05

    De laatste tijd valt het mee, maar het komt regelmatig voor dat de post wat vertraging heeft....

  • Lijdenstijd 2024-03-23 18:53:26

    Met de lijdenstijd lijkt onze samenleving niet uit de voeten te kunnen. Hoe anders is dat met...

  • Leipzig en Navalny 2024-03-07 19:01:01

    Vorige week waren mijn vrouw en ik een paar dagen in het voormalige Oost-Duitsland op bezoek bij...