Van september tot en maart hebben veel personen deelgenomen aan de vormingscursus. Om de drie weken kwamen de deelnemers op zaterdagochtend bijeen in Drachten om bijgeschoold te worden over diverse onderwerpen. De komende tijd zal er in ons kerkblad een korte weergave gegeven worden van de behandelde onderwerpen. Vandaag de tweede bijlage van Dr. M.J. Kater.

Is het geloof in de opstanding uit de doden van Jezus een kwestie van ‘dat moet je maar geloven’? Ongetwijfeld! Paulus weet het zeker vanuit de ontmoeting met Jezus en getuigt dat hij niet meer zijn eigen leven leeft, maar dat Christus in hem leeft (Gal. 2:20).

 

Heerlijk, als je dat getuigen mag! Toch geldt ook hier dat er voldoende redenen zijn om te geloven. Ook daar dachten we over na tijdens de Vormingscursus in de achterliggende maanden. De Evangeliën kunnen geen legenden zijn. Er zijn immers op het moment dat Paulus zijn brieven schrijft geen getuigen die kunnen staven dat het allemaal verzonnen is, maar nog wel getuigen in leven van de opstanding als werkelijkheid! Juist latere apocriefe Evangeliën hebben wel het karakter van een sterk verhaal. Neem het apocriefe Evangelie van Petrus. Daarin wordt de opstanding met een omhaal van woorden beschreven. De nadruk valt op de wonderen die gebeuren. De steen rolt vanzelf weg, twee mannen die uit de hemel komen, gaan het graf in en even later komen er drie naar buiten, terwijl een kruis hen volgt. Daarbij voegt zich nog een stem uit de hemel.

 

De ‘ingang’

Je kunt een gesprek het best inzetten bij een overtuiging die je met de ander deelt. De meeste geleerden die het NT niet als Gods Woord onderzoeken, maar als een willekeurige bron uit de eerste eeuw, zijn het over een aantal historische feiten eens. De begrafenis van Jezus is volgens hen zo’n historisch feit. Het is daarom nuttig om de redenen om te geloven in de opstanding te baseren op het historische feit van Jezus´ begrafenis. Het gaat dan om de ´ingang´ van het graf van Jozef van Arimathea. Je kunt over de ´uitgang´ van het graf - Jezus´ opstanding – niets zeggen zonder eerst eens goed op de ‘ingang’- Jezus’ begrafenis – te letten. Hieronder volgen vijf redenen om te laten zien dat de opstanding geen onzin is:

Vijf redenen

1. Het historische feit van Jezus’ begrafenis is een bewijs voor zijn opstanding.

Er zijn verschillende bewijzen die geleerden ervan overtuigen dat Jezus begraven werd in de hof van Jozef van Arimathea. Paulus getuigt het nadat hij tot geloof gekomen is (1 Kor.15:3-5) en volgt daarbij een oude traditie die hem overgeleverd is. Waarschijnlijk is Paulus in het jaar 36 in Jeruzalem geweest en heeft hij daar twee weken met Petrus en Jakobus doorgebracht (Gal.1:18). Het is bijna niet in te denken dat Paulus geen bezoek heeft gebracht aan de hof waarin het graf zich bevond.

In het algemeen stellen kritische geleerden dat de geschiedenis van Jezus vanaf Gethsémane tot en met de begrafenis zoals de evangelisten die beschrijven niet wijst op onderling verschillende visies en dat deze geschiedenis behoort tot de oudste overgeleverde bronnen. Wanneer christenen de geschiedenis van de begrafenis zelf verzonnen hadden, ligt het niet voor de hand iemand van dit college (Jozef van Arimathea) de eer te geven dat hij Jezus met zoveel respect behandeld heeft en dat zo iemand een officieel verzoek indiende bij Pilatus om Jezus’ lichaam te mogen begraven.

De locatie was iedereen bekend. De discipelen zouden Jezus’ opstanding nooit kunnen verkondigen als het graf niet leeg was. Tegenstanders konden verifiëren wat waar was van wat verteld werd. Er is niemand geweest die de inwoners van Jeruzalem uitgenodigd heeft om te komen kijken wat voor onzin de discipelen verkochten. Er was immers binnen enkele maanden een bloeiende christelijke gemeente in Jeruzalem! Al die mensen hadden gemakkelijk tot inkeer gebracht kunnen worden door een bezoek aan het graf als dat niet leeg zou zijn geweest. Nee, de leiders konden alleen hun gezicht redden door de leugen te laten vertellen dat Jezus’ discipelen Hem uit het graf hadden gehaald (Matth. 28:11-15).

2. Het is een bewijs voor Jezus’ opstanding dat het graf van Jezus tijdens de verbreiding van het christendom in de eerste tijd geen enkele religieuze rol speelde.

Dit was te verwachten wanneer het graf niet leeg zou zijn. Het is immers bekend dat ten tijde van het sterven van Jezus binnen het Jodendom sprake was van heiligenverering in de vorm van grafverering. Men kwam samen bij het graf van martelaren en heiligen om daar te bidden en deze rechtvaardigen te eren. Je kunt denken aan de graven van David, Jesaja en de profetes Hulda. Er zat de gedachte achter dat je bij God een beroep kon doen op de verdienste van die rechtvaardige, die dan vervolgens voorbede voor je zou doen. De eerste christenen hadden dus alle reden om samen te komen in de hof van Jozef van Arimathea. Dat is echter niet gebeurd.

3. De verandering die plaatsvond bij de discipelen is een bewijs voor Jezus’ opstanding.

Het is een verschil tussen droefheid en blijdschap als tussen dood en leven. Hoe is het mogelijk dat een groepje verslagen leerlingen de stichters werden van een nieuwe beweging die verkondigde dat hun Heere nog leefde?  Een prachtige illustratie daarvan is het grote verschil tussen de heenweg en de terugweg van de twee discipelen op weg naar Emmaüs (Luk. 24). ‘De Heere is waarlijk opgestaan’.

4. Het is een bewijs voor de opstanding dat de discipelen zelf niet verwachtten dat de Messias zou sterven en opstaan.

Het behoorde niet tot de verwachting van de Joden: een Messias die sterven zou en weer zou verrijzen. Jezus’ dood aan het kruis als een crimineel toonde volgens Joodse maatstaven aan dat Hij toch een ketter was. Hij was zelfs een mens onder de vloek van God (Deut. 21:23). De kruisiging leek de Farizeeën gelijk te geven. De discipelen moeten overweldigd zijn geweest door de gedachte dat ze een Man hadden gevolgd die vervloekt was door God. Als de vrouwen vertellen wat ze bij het graf hebben meegemaakt geloven ze ook niet voetstoots dat Jezus is opgestaan. Aan alles is te merken dat ze pas overtuigd worden door onweerlegbare feiten.

5. De vele verschijningen onder verschillende omstandigheden aan individuele personen en aan hele groepen tegelijk vormen een bewijs voor de opstanding van Jezus.

Je kunt denken aan het verslag van de verschillende verschijningen in de Evangeliën of aan de opsomming in 1 Korinthe 15:5-7. In het laatste gedeelte blijkt Paulus te weten van enkele verschijningen die ons bijzonder veel te zeggen hebben. Jezus is aan Petrus verschenen en aan Jakobus. Beide zijn heel bijzondere gevallen. Petrus wilde Jezus niet kennen toen Hij veroordeeld werd. Jakobus, de broer van Jezus, wilde evenals de overige leden van het gezin niet in Hem geloven als de door God gezonden Messias. Toch zijn Jakobus en zijn andere broers tot geloof gekomen na Jezus’ kruisdood. Nee, uiteraard niet door Zijn dood. Dat zou hun ongeloof juist hebben bevestigd. Er moet dus ‘iets’ gebeurd zijn. Dit ‘iets’ blijkt de opstanding te zijn. Het zou anders onverklaarbaar zijn dat Jakobus de marteldood wilde sterven voor een broer die aan een vloekhout gestorven was.

Is zo de opstanding bewezen? Nee, je komt niet verder dan ‘naar alle waarschijnlijkheid’ wanneer het gaat om de opstanding in onze geschiedenis. Het geloof mag zeggen ‘met zekerheid’, juist omdat Jezus opstond aan de ‘overkant van het graf’, in Gods eeuwigheid. Dat onttrekt zich aan onze bewijzen. De levende Heiland zorgt zelf voor dit ‘amen’ door Zijn levenwekkende Geest.

Kampen
M.J. Kater

 

Dr. M.J. Kater is predikant te Sint Jansklooster en universitair docent dogmatiek en symboliek aan de Theologische Universiteit te Apeldoorn.

 

 


Commentaar

  • Wereldverbeteraars 2024-05-03 13:31:31

    Wereldverbeteraars Met zijn boek ‘De meeste mensen deugen’ (2019), heeft Rutger Bregman zijn...

  • Nieuw leven 2024-04-19 17:47:34

    In januari begint het al: het wordt weer langer licht en de sneeuwklokjes gaan bloeien, en even...

  • Post 2024-04-06 07:36:05

    De laatste tijd valt het mee, maar het komt regelmatig voor dat de post wat vertraging heeft....

  • Lijdenstijd 2024-03-23 18:53:26

    Met de lijdenstijd lijkt onze samenleving niet uit de voeten te kunnen. Hoe anders is dat met...