Het ‘Gebed voor mijn kinderen’ kon door haar zijn geschreven. En welke moeder zou het niet bidden? De namen van mijn kinderen in uw handen … De liefde van Christus in hun woorden en daden … Dichtbij Jezus in Zijn koninkrijk … Want dan zijn ze veilig!
Wat is daar nu mis mee? We bidden het allemaal! We willen allemaal, dat onze kinderen in der eeuwigheid veilig zijn. Uit vroomheid zullen we soms zeggen, dat een plaatsje aan het voeteneind ook wel goed is, als het maar in Zijn koninkrijk is. Maar dat maakt principieel niets uit. We bidden voor onze kinderen en we doen dat allemaal met eigen woorden. Het gebed voor mijn kind, dat het arriveren mag aan de hemelpoort en dan binnen mag. Daar gaat het toch om in dit leven?
De andere discipelen nemen haar het gebed kwalijk. En ik kan dat begrijpen. Het ruikt ook naar moederlijk egoïsme. Maar aan de andere kant sta ik wel te kijken als ik daar boos over word. Heb ik soms geen moeder, die voor mij bidt? Eenzaam ben ik, verloren kind. Alleen een moeder kan een kind onvoorwaardelijk in het leven houden. Of ben ik bang het plekje, dat ik voor mezelf bedacht, kwijt te raken aan een ander? Egoïst ben ik, een niet-kind-van-God. Een on-mens, een non-christus.
Een non-christus. Ik geef mijn leven niet voor een ander, bied de ander geen voorrang en neem de sores van de ander niet op me. En deze levenshouding heeft geen plaats in het Koninkrijk. Als ik naar mezelf kijk snap ik het gebed van de moeder van de zonen van Zebedeüs. Maar meer nog weet ik, dat Jezus de jongens van Zebedeüs welkom thuis heet in de woorden ‘Jullie zullen mijn beker drinken ….’
P. van Dolderen, Almere