OP HET OUDE KERKPAD
Synodalia
Laten wij het aldus nemen: op de eerste zittingen van de Generale Synode der Christelijke Gereformeerde Kerken (kerk) te Apeldoorn kwam het aan het licht dat Prof. G. Wisse, hoewel afgevaardigd als ouderling, feitelijk geen ouderling was, dewijl hij niet in dat ambt was bevestigd.
Toen dit feit was besproken heeft Ds. C. van der Zaal, emeritus-predikant van Deventer en ook ouderling-voorganger te Harlingen "aantekening" gevraagd in de "Acta".
Nu is het maar de vraag: waarvoor heeft Ds. C. van der Zaal aantekening gevraagd? Of liever: waarvoor moest hij aantekening in de "Acta" vragen? Ik vermoed, dat de aantekening-vrager dit zelf niet goed weet, anders ware de omschrijving wel duidelijker geweest.
Nu zijn er wel meer afgevaardigden die op een meerdere vergadering "aantekening" vragen, waarbij het dan dadelijk heel duidelijk blijkt, - dat is dan zichtbaar - dat zij wel verstand hebben van een goed belegde boterham te verwerken, maar geen begrip hebben wat eigenlijk een aantekening beduidt.
Zelfs .... een Emeritus-Dominé-Ouderling-Voorganger kan ook zijn noch theoloog, noch filosoof, noch canonicus, op het terrein van: vrage: "aantekening". Want bezien uit de wet, die de werkelijkheid stelt kon de aanvrage aantekening alleen gericht zijn aan het adres van het moderamen der GS 1956, bijzonder geldend de praeses.
Laat ons deze stoffe dan nader bezien.
Wat ware de roeping geweest van het moderamen? Toen het "aan het licht kwam" dat Prof.-Ouderling Ds. G. Wisse, geen wettig ouderling was, wijl niet als zodanig in die ambtelijke bediening bevestigd, had de praeses der Synode deze zaak terug moeten wijzen naar het adres waar het thuis hoorde - zijnde een zaak, die door de mindere vergadering nog niet afgehandeld was - art. 30 D.K.O.b.
Doch wat deed het moderamen?
Het stelde voor: de afvaardiging van ouderling Prof. Wisse te aanvaarden!
Dit mocht het moderamen niet doen. Het moderamen toch is verplicht de beginselen der kerkorde te handhaven en de besprekingen der afgevaardigden te houden binnen de begrenzing van de beginselen der kerkorde.
't Ware nog even anders geweest zo de afgevaardigden van het ressort, waaruit Prof.-Ouderling Wisse kwam, met een voorstel ware gekomen. Dan had het moderamen dat voorstel kunnen toetsen aan de beginselen der kerkorde.
Dan had er geen ander besluit kunnen vallen dan verwijzing naar art. 30 D.K.O.b.
Echter door het voorstel van het moderamen is de Generale Synode geleid op het gevaarlijke zijpad van independentische losbandigheid.
In de behandeling van deze zaak ontbrak de vereiste noodzakelijke leiding.
De zon was nog niet opgegaan.
Volgens "De Wekker" van 21 september 1956 nr. 47 zijn bij de bespreking van die zaak de artt. 22 en 50 D.K.O. betrokken.
'k Vermoed dat Ds. C. van der Zaal zich ook beroepen heeft op dit art. D.K.O.
Want - voorzover bekend - er was geen geschil over "Schrift" of "Confessie".
Onstwedde
Ds. L. Holtrigter