Vandaag de derde en laatste bijdrage van ds. Van den Boogert over de lessen over Israël die hij behandelde tijdens de vormingscursus.
Pasen en Pinksteren vertellen ons over het ontstaan van Israël als volk van God. God sluit met zijn volk een Verbond. Elke Israëliet mag in de weg van geloof toetreden tot dit verbond. We zouden dat ‘een eerste bekering’ kunnen noemen. Een ieder die schuilt achter het bloed van het lam mag als een verlost mens leven. De Here rekent hem zijn zonde niet toe. Nu leeft Israël binnen het Verbond. Het mag leven naar Gods wil. Maar wat moet er gebeuren als er gezondigd wordt binnen het verbond met God. Dat zijn geen zonden meer die ‘in onwetendheid’ gedaan worden. Gaat God daar ook zomaar aan voorbij? Neen! Naast een ‘eerste bekering’ is een ‘dagelijkse bekering’ nodig. Daarover gaan de joodse najaarsfeesten die uitlopen op het derde pelgrimsfeest, het Loofhuttenfeest (Lev. 23:42-43).
Rosj Hasjana – het joodse Nieuwjaar
De betekenis van het joodse Nieuwjaar (Lev. 23:24) wordt op twee manieren verwoord.
Het is ten eerste de dag van bazuingeschal en ten tweede de dag van herinnering. Er wordt op de ‘Sjofar’ (Lev. 23:23-25) of de ‘Ramshoorn’ (Gen. 22:13) geblazen. De Sjofar roept op tot bezinning, tot zelfonderzoek. Men vraagt zich af: hoe heb ik voor God geleefd nu Hij komt om mijn leven te oordelen? Met deze vraag gaat men heel serieus om, want met Nieuwjaar ziet men God als: De rechtvaardige Rechter die oordeelt. Tegelijk spiegelt men zich aan de wet. Zo roept men zijn leven ‘in herinnering’. Het doen van Gods wil, het leven naar zijn gebod, is immers het doel van de verlossing, zo heeft men beleden op het Wekenfeest. Ooit heeft Ezra, na de ballingschap, op Nieuwjaarsdag, de wet laten voorlezen aan heel het volk: “Toen bracht de priester Ezra de wet vóór de gemeente….en hij las daaruit voor…” (Neh. 8:1-11). Men beseft dat men zijn zonde kwijt moet. Daarom gaat men op deze dag naar stromend water en schudt daar zijn zakken leeg. Symbolisch stort men dan zijn zonden in de diepte van de zee. Men werpt het kwaad van zich af, zodat God zich weer over de zondaar kan ontfermen (Micha 7: 18-20). Zo is Rosj Hasjana de eerste dag geworden van de:
Tien geduchte dagen
Dit zijn dagen van inkeer en berouw. Tijdens deze dagen worden, zo meent men, door God de boeken geopend. Het belangrijkste boek is ‘het boek des levens’ (Ex. 32:30-33; Psalm69:29). Men vraagt aan God dat zijn naam zal worden ingeschreven in dat boek. Johannes komt daar in Openbaring bij het laatste oordeel op terug. Hij schrijft:”…en er werden boeken geopend. En nog een ander boek werd geopend, het (boek) des levens”(Op. 21: 12)
Men beseft tevens dat God alleen de zonde vergeeft die men tegen Hem bedreven heeft, niet de zonde tegen de naaste. Mattheüs vertelt dat Jezus oproept om, voordat men een offer aan God brengt, zich eerst met zijn naaste te verzoenen (Matth. 5:23-25). Binnen de joodse gemeenschap zoekt men tijdens deze dagen elkaar op om geschillen uit te praten. In de kerk houden wij dat gebruik in ere als we ons voorbereiden op de viering van het Heilig Avondmaal. Binnen de kerkenraad wordt dan het zogenaamde Censura Morum gehouden. Men vraagt dan aan elkaar of er bezwaren zijn die de viering onmogelijk maken.
De dagen van bezinning lopen uit op:
Jom Kippoer – Grote Verzoendag
Op Grote Verzoendag ( Lev. 23:27; Vgl. Hebr. 9:24-28) wordt God getekend als: De barmhartige Vader die vergeving schenkt.
Op deze dag staan vooral twee kernwoorden centraal: bekering en verzoening.
Men beseft: zonder ‘bekering’ is er bij God geen ontferming. Daarom verschijnt Israël voor de verwoesting van de Tempel elk jaar op deze dag voor de hogepriester en belijdt openlijk zijn zonden (Lev. 16:21). De zonden worden gemeenschappelijk beleden in een samenkomst van het volk. Daarbij mag de rechtvaardige zich niet boven de publieke zondaar verheffen (Luk. 18:14). Nu gebeurt dit in de synagoge.
De ‘verzoening’ bestaat uit twee aspecten: reiniging en bedekking.
In Leviticus 16 zien we dat aan de eigenlijke verzoening= bedekking, de reiniging van het heiligdom en van het huis van de hogepriester voorafgaat. Daarna gaat de hogepriester het Heilige der heiligen binnen en sprenkelt hij bloed op het verzoendeksel. Zo wordt Israël gereinigd van zonde en wordt de zonde verzoend of bedekt. In het Nieuwe Testament laat vooral Johannes deze twee aspecten van verzoening zien. In 1Johannes 1:7 lezen we eerst “en het bloed van Jezus reinigt ons van alle zonde” terwijl de apostel vervolgens in 1Johannes 2:2 zegt “en Hij (Jezus) is een verzoening (bedekking) voor onze zonden”. Het aspect van de ‘dagelijkse bekering’ wordt vooral benadrukt door Paulus. In Leviticus 16 horen we nog dat de toegang tot God eenmaal per jaar opengesteld wordt. Paulus noemt Jezus in Romeinen 3:25 “zoenmiddel”, of beter “verzoendeksel” en laat zien dat we nu dagelijks via Christus in de weg van bekering tot God mogen naderen. Via Rosj Hasjana, de tien geduchte dagen en Jom Kippoer komen we zo uit bij:
Het Loofhuttenfeest
Het Loofhuttenfeest moet door Israël zeven dagen gevierd worden. De Here geeft zelf de reden van de viering aan: “opdat uw geslachten weten, dat Ik de Israëlieten in hutten heb doen wonen, toen Ik hen uit het land Egypte leidde”(Lev. 23: 42-43). Als onderdeel van de najaarsfeesten laat het Loofhuttenfeest zien dat Israël na inkeer en verzoening de weg van een leven met God, de levensheiliging, weer mag opnemen. Het “heilig zult gij zijn, want Ik, de Here, uw God, ben heilig”, mag weer in praktijk gebracht worden. Het is leven met God vanuit de vergeving, leven vanuit de ‘dankbaarheid’! Dat laatste wordt benadruk door de opdracht van God dat men op het feest alleen maar blij mag zijn: “Gij zult u verheugen op uw feest” (Deut. 16:14). De reden voor de blijdschap wordt door een rabbijn prachtig als volgt verwoord: ‘vreugde is het resultaat van heiligheid’. Vanuit Christus neemt Paulus dit aspect van vreugde helemaal over in zijn brief aan de Filipenzen: “Verblijdt u in de Here te allen tijde!” (Fil. 4:4). Het is de blijdschap over het doen van het goede (Fil. 4:8-9). Het gaat om leven onder Gods hoede in een kwetsbaar bestaan. We zijn van dag tot dag afhankelijk van de zorg van God. Het boek Prediker, dat tijdens het Loofhuttenfeest gelezen wordt, benadrukt dit nog eens. Jezus neemt dit over in Mattheus 6 (vgl. ook Fil 4:4-9) als Hij benadrukt dat wij ‘onbezorgd’ mogen leven. Het onbezorgde leven, of het leven in dankbaarheid op weg naar het beloofde land, wordt gekenmerkt door: ‘het zoeken van Gods Koninkrijk en het rechtvaardige leven dat daar bij hoort’ (Matth. 6:33). In gewone taal: op Jezus vertrouwen en Hem navolgen!
Elburg
Kees van den Boogert