Slaat de apostolische geloofsbelijdenis daarmee niet een groot deel van het leven van Jezus op aarde over? Vreemd. Ze noemt direct na zijn geboorte zijn lijden. Wat zegt ons dat bittere lijden trouwens?
Met het woord 'geleden' is iets bijzonders aan de hand. Waarschijnlijk hoorde het niet bij de allereerste vorm van deze geloofsbelijdenis. Dat blijkt onder meer uit enkele oude belijdenissen die lijken op de apostolische geloofsbelijdenis en waarin dit woord ontbreekt. Dat is wel heel opmerkelijk. Dan staat er dus over Jezus: 'geboren uit de maagd Maria, onder Pontius Pilatus gekruisigd'.
Later zou de kerk daaraan het woordje 'geleden' hebben toegevoegd en zou de zin dus luiden: 'geleden onder Pontius Pilatus gekruisigd'.
Maar waarom dan? Waarom heeft de kerk het woordje 'geleden' erbij gevoegd? Was wat er stond dan niet voldoende? Waarschijnlijk is kerk 'geleden' eraan toegevoegd omdat de kerk duidelijk wilde maken dat dit lijden geen schijn was, maar echt. Christus heeft daadwerkelijk ons vlees en bloed aangenomen. Zo heeft Hij onze zonden 'in zijn lichaam' aan het hout gebracht (1 Pet. 2, 24). Zo heeft Hij 'naar het vlees' geleden (1 Pet. 4, 1).
Onthullend
Dat lijden spreekt tot ons. Preciezer gezegd: God spreekt daardoor. Allereerst onderstreept dit woord van God op een verschrikkelijke manier de aard van de werkelijkheid waarin wij leven. We weten hoe verschrikkelijk deze werkelijkheid is. Dagelijks wordt ons dat voorgehouden: vervolging, verdrukking, martelingen, onthoofdingen, verbrandingen, zinloos geweld, jaloezie, haat, noem maar op.
Het lijden van Christus bevestigt hoe wreed onze wereld geschonden is door onrecht, geweld en armoede. Jezus werd onschuldig veroordeeld, in de steek gelaten door volksgenoten en vrienden, uiteindelijk verlaten door zijn hemelse Vader. Hij had alles tegen zich: de overheid (Pilatus), het volk (Kajafas), koningen (Herodes), boze en goede mensen. Hij had zijn mens-zijn tegen zich. Hij had God tegen zich.
Dit lijden van Christus Jezus onthult niet alleen de zondige gebrokenheid op het aardse vlak, maar ook de kloof tussen hemel en aarde. Zien we in zijn lijdensweg niet hoe groot die laatste kloof is? Hoe zou er ooit een geleidelijke overgang kunnen zijn vanuit deze gebroken wereld naar het koninkrijk van God? Hoe zou je gewoon door geboorte burger van dat rijk kunnen worden? Hoe groot de breuk is die de zonde heeft geslagen, komt nergens duidelijker naar voren dan in dit lijden.
Genoegdoening
Gelukkig zien we in dat lijden ook wat God de Vader heeft gedaan om die breuk te helen. Hij heeft dat willen doen door de onmetelijke liefdegave van zijn Zoon, die onze schuld zou moeten dragen. En schuld brengt altijd pijn met zich mee. Vanaf het allereerste begin was het leven van Christus op aarde een lijdensweg. Direct al bij de kribbe stonden we voor de afgrond van zijn lijden. Hoe zouden we de vleeswording van de Zoon los kunnen zien van het kruis van Golgota? Is het hout van de kribbe niet van dezelfde boom genomen als het hout van het kruis?
De diepte van de afgrond van dat lijden is niets minder dan de radicale kloof tussen God en mens. Vanaf het allereerste begin heeft Christus geweten dat zijn weg daar naartoe zou gaan, naar de diepte van die afgrond, een vreselijke, onvoorstelbare godverlatenheid.
Maar Hij is daar naartoe gegaan, vrijwillig en bereidwillig. Hij heeft dat willen doen tot behoud van rebellen en opstandelingen, mensen die hun Schepper niet hebben gegeven wat Hem toekwam. God heeft ons uit grondeloze liefde niet weggebrand door zijn toorn en boosheid. Hij heeft door het lijden van zijn Zoon een weg geopend waardoor de zijnen het ware leven zouden ontvangen.
Daarvoor was wel veel nodig: niets anders dan genoegdoening. Maar hoe zou de mensheid uit zichzelf de Allerhoogste die genoegdoening kunnen verschaffen? Hoe zijn eer herstellen? Hoe zonder een passend offer? Hoe anders dan door het dragen van zijn toorn en boosheid? Die straf was terecht. De prijs moest worden betaald. Ze stemde overeen met de eeuwige, hoge en onnoembare waarde van de eer van de Schepper.
Trouwens, hoe zouden wij kunnen oordelen over de prijs die God zelf heeft vastgesteld? Had Hij niet gezegd dat we zouden sterven op de dag waarop we zelf wilden uitmaken wat goed is en wat kwaad? En was het sterven dat Hij toen bedoelde, niet gelijk aan de tweede dood, de scheiding tussen God en mens?
Plaatsvervangend
Christus heeft plaatsvervangend de toorn van God tegen de zonde gedragen en daaronder geleden. Vreselijk was het lijden dat Hij droeg. Met lichaam en ziel. Hij ervoer vanaf het allereerste begin dat Hij zich bevond op de weg die zou leiden naar de duisternis van het kruis. Want was zijn vleeswording geen lijden voor Hem die eeuwig bij de Vader was? Was zijn geboorte geen lijden voor Hem door wie alles is geworden? Hoezo een lieflijk tafereel in de stal bij de kribbe?
Christus heeft verdrukking en vervolging gekend, armoede en gebrek, laster en onbegrip. Voor Hem die de oorsprong van heel de schepping is, was geen plaats waar Hij zijn hoofd kon neerleggen (Luc. 9, 58). Hij wist hoe zijn weg op aarde zou eindigen, namelijk dat de tempel van zijn lichaam zou worden afgebroken. Hij is verzocht geworden in de woestijn. Maar niet alleen daar, overal waar Hij kwam en gedurende zijn gehele aardse leven. Zijn doop in de Jordaan was het teken dat Hij zich moest onderdompelen in onze zonde en schuld. Hij moest lijden onder de toorn van zijn Vader. Hoe zou Hem dat niet benauwd hebben? Het beklemde Hem zeer dat Hij met dit lijden 'gedoopt' moest worden (Luc. 12, 50). Hij was de graankorrel die moest sterven (Joh. 12, 24) en de erfgenaam die buiten de wijngaard werd geworpen (Mat. 21, 39).
Het was geen lijden dat Hem overkwam. Het was gegeven met het heilsplan van de Vader. Zo moesten de Schriften vervuld worden. Alleen zo kon zijn zending beantwoorden aan haar doel. Hij heeft zijn leven gegeven als losprijs voor velen (Mar. 10, 45).
Knecht
Reeds het Oude Testament verkondigde de lijdende knecht (Jes. 53). Deze profetie ging in Christus in vervulling: onze zwakheden heeft Hij op zich genomen en onze ziekten gedragen (Mat. 8, 17). Juist vanwege dat lijden heet Hij een lam. Hij is het Lam dat door God zelf is gegeven (Joh. 1, 1, 36).
God zelf zorgde voor de prijs die nodig was voor genoegdoening. Christus heeft geleden in de plaats van zondaren. Hij nam onze schuldenlast op zich die wij moesten dragen maar niet konden dragen. Het was de last van de toorn van God tegen de zonde van het gehele mensengeslacht. Zo werd Hij het enige zoenoffer dat de schuld kon wegnemen. Door dat offer heeft Hij de zijnen verlost van het eeuwige oordeel. Hij heeft voor hen de genade van God verworven, de gerechtigheid en het eeuwig leven (Heidelbergse Catechismus, antwoord 37).
'Zou ik aan U voor zulk een bitter lijden
mijn hart niet wijden?
D. J. Steensma, Feanwâlden