We lezen enige verzen uit Deuteronomium 18 (1-8). Waarin het gaat over de positie van de stam Levi. Priesters en levieten hebben een bijzondere taak gekregen binnen het volk Israël. Door God aangewezen om volop te functioneren als dienaren van de verzoening en van de te onderhouden gemeenschap met de HEER. Dat nam zoveel tijd en aandacht in beslag dat ze hun agenda niet nog verder hoefde in te vullen met landbouw en veeteelt. Daarvan waren ze vrijgesteld. Maar op een lege maag kun je niet leven…
Afhankelijk
Daar staat de priester. De woorden van Mozes klinken nog na in zijn oren. ‘Geen eigen grond.’ ‘Bestaan van de dienst aan de HEER.’ En dan ook nog: zoals God hun dat beloofd heeft… Mooie woorden maar die moeten wel wáár worden. Anders wordt het schrapen over de bodem van een lege pan. Zou die priester zijn handen opheffen en God bedanken? Want hij heeft nog niets ontvangen. Het is afwachten. En om dan zomaar – vanuit het niets – ‘mijn Vader dank U wel’ te gaan uitroepen. Dat is me nogal wat. Graag boter bij de vis, toch? Om voordat je ontvangen hebt alvast te tekenen voor ontvangst dat lijkt me geen te benijden positie voor de priester. Hij ziet zijn volksgenoten met de schep in de grond en met de herdersstaf in de hand. Die doen wat om in leven te blijven! En ik sta in mijn heiligdom ongetwijfeld goed werk te doen maar het lijkt wel of ik naast het leven van alledag sta – in plaats van er middenin. Wat zullen ze wel van me denken? Ze zullen wel zeggen: zijn job is verzoener… Klinkt zo mager naast al het ploegen en zwoegen en zaaien en maaien en ter wereld brengen van jongen. HEER, dank U wel voor wat U me gaat geven… 10 vogels in de lucht en niet één in de hand.
Royaal
Daar staat de Israëliet die niet uit de stam van Levi komt. En de woorden van Mozes klinken ook na in zijn oren. ‘Van de gaven van het volk komt de priesters het volgende deel toe…’ Moet je die opsomming horen… Wat een voedselgaven voor die priester. Vlees- en landproducten. Toe maar. En dat moet allemaal richting die priester? Waar heeft die man dat aan verdiend? Die is zeker voor een kwartje geboren in plaats van een dubbeltje. Offertje hier, geuroffertje daar. Enig werk op het terrein van Torah-onderricht. En dan heeft ie het al weer verdiend. Moet je zien wat ik voor die priester moet aanslepen! Van runderen en kleinvee: schouderstuk, wangstukken en de maag. Da’s één, twee, drie. En dan van het land – van de beste kwaliteit (ook dát nog): koren, most, olie en wol. Da’s vier, vijf, zes, zeven. Zeven stuks? Zou de HEER bedoelen met die zeven (getal van de volheid!) dat die zeven staat voor véél meer dan alleen die droog opgesomde producten? Dat die priester volop – zonder terughoudendheid van mij als gever – mag genieten van mijn gaven? Acht, negen, tien! Ik ploeteren en hem royaal dat wil zeggen koninklijk voorzien van MIJN ditje en MIJN datje? En daar HEER, moet ik U dan voor bedanken. Dat had ik toch zelf allemaal bij elkaar geharkt? Nou, daar gaat ie dan. HEER, dank U wel voor wat ik aan hem mag geven… Ik voel me net een kip die geplukt wordt.
Genade
Daar horen we Hem dan. Mozes laat zijn woorden klinken. De priesters en levieten staan voor de HEER. Om Mij te dienen. En om het volk van dienst te zijn. De ware liturgie! De gemeenschap van Mij en het volk mag door de taak die Ik hen heb opgelegd voortgang vinden. Bewerkstelligen én afbeelden mogen zij mijn genade. Zij werken op de akker van het leven, van de relatie, van de gemeenschap, van het gebed, van de dankzegging, van het lied. Allemaal betrokken op Mij. En die dankbare(!) taak mogen en moeten zij verrichten. Ze mogen staan in de dienst van mijn genade en ontvangen daarom ook genadebrood. Niet karig – nee: royaal. Een koningsmaal voor dienaren van de Koning! Zodat zichtbaar wordt dat hun afhankelijkheid rijkelijk wordt tegemoetgekomen met mijn trouw. En de andere stammen? Die had Ik toch land gegeven? Die heb Ik toch voorzien van grond en vee? Of vergis Ik me nu? Zouden de Israëlieten nu werkelijk denken dat ze het Beloofde Land zelf hebben ingenomen? Zouden ze écht denken dat ze op eigen kracht onder de slavernij in Egypte zijn vandaan gekomen? Kunnen ze zich het lied van Mirjam nog herinneren: ‘De HEER is koning voor eeuwig en altijd!’ ‘Terwijl uw volk voorbijtrok, het volk door u geschapen.’ (Exodus 15). Over koninklijk gesproken! Álle stammen leven van Gods genade. Het héle volk mag zingen van Gods trouw en liefde. We mogen werken en leven als met God verzoende mensen!
Afhankelijk, royaal en genadig
Hoe diep dat zit als we daar onze Hogepriester bij mogen betrekken. Beter: hoe Hij ons bij Zijn Vader betrekt. Jezus: diep afhankelijk en overvloedig royaal! Aan Hem spiegelen we ons als het gaat om de dank. Hij is de Genade van God, oneindig groot. That saved a wretch like me. Vader, we danken U, bidt de priester in je – bepaalt U het aantal vogels maar. Vader, wij danken U, bidt de volksgenoot in je – de vogel had ik al van U gekregen. Vader, wij danken U bidt de begenadigde: wij zijn als een vogel ontsnapt uit het net van de vogelvangers, het net is gescheurd en wij, wij zijn ontkomen (Ps.124). Mijn Vader, dank U wel.
N. Vennik, Groningen