Ik, Petrus, weet het nog precies. Toen we met z’n elven uit Jeruzalem naar de hof van Getsemane liepen, was ik al zo moe. Er was ook zoveel gebeurd die dag. Ik voelde gewoon dat deze nacht in Getsemane anders zou zijn dan alle andere nachten. Ik hoor het Hem nog zeggen: 'Ik ga de hof binnen om te bidden. Blijf hier en wacht op Mij. Alleen Petrus, Johannes en Jacobus gaan met Mij mee.'
Mijn hart bonsde. Wat zou hier gebeuren? Midden in de nacht in deze donkere hof? Waarom moesten we eigenlijk mee? Als Jezus ging bidden dan wilde Hij toch altijd alleen blijven? Weer bleef Jezus staan en toen zei Hij zacht: 'Mijn hart is vol verdriet. Wacht hier, en blijf met Mij wakker.' Hij keek ons aan en wij wachtten of Hij nog meer zou zeggen, maar er kwam Hem geen woord meer over Zijn lippen. Nog nooit had ik Hem zo gezien. Het was net alsof Hij niet verder durfde. Plotseling keerde Hij zich om en ging verder de hof binnen. Het was net alsof Hij tegen zijn wil bij ons vandaan liep. Hij ging niet ver. Ik zie het nog voor me. Op een plek waar het licht van de maan tussen de bomen door scheen, boog Hij zich naar de grond en begon te bidden. Ik hoorde z’n geluid, maar kon Hem niet verstaan. Het was net alsof een zieke kreunde, die zijn pijn niet kon dragen. Ik en de andere twee discipelen durfden niks te zeggen. Hij kroop door het stof en Zijn hoofd raakte de grond. Dit was nu onze Meester, de Messias. Die de blinden de ogen opende en Die Lazarus uit het graf riep… En toen hoorde ik Hem roepen: 'Mijn Vader, als het mogelijk is, laat deze lijdensbeker Mij voorbijgaan. Maar niet wat Ik wil, maar zoals U het wilt.' Toen werd het stil.
Maar ik zag nog steeds dat Hij in gebed was. 'Een lijdensbeker…' Wat was het toch wat Hem zo bang maakte? Ik kon mijn ogen bijna niet meer open houden. Ik vocht nog tegen de slaap, maar… 'Kunnen jullie niet één uur met Mij wakker blijven?' Ik schrok heel erg. Wat klonk zijn stem droevig. Verder zei Hij nog: 'Het is nu nog geen tijd om te slapen. Blijf wakker en bid dat jullie niet in gevaar van zonde komen. De geest wil wel Petrus, maar het lichaam is zwak.' Ik boog het hoofd. De Meester had gelijk dat Hij zo tot mij sprak. Die avond daarvoor had ik nog gezegd dat ik voor Jezus wilde sterven en nu was ik in slaap gevallen. Het was niet omdat ik Hem niet liefhad, maar ik was zo moe. 'Rabbi,' stamelde ik nog, 'ik wil … ik zal …' Maar Jezus was er al niet meer. Tussen de donkere bomen hoorde ik nog het ritselen van Zijn mantel . . .
En weer zag ik Hem over de grond kruipen en weer begon Hij te bidden. Ik zag Hem zweten en hoorde Hem zeggen: 'Mijn Vader, alle dingen zijn bij U mogelijk, neem deze lijdensbeker toch bij Mij vandaan. Maar niet Mijn wil maar Uw wil moet geschieden.'
Meer heb ik niet gehoord want de slaap overmande mij weer. Ik werd pas weer wakker toen ik de stappen van Iemand meende te horen. En daar stond Jezus weer. Hij zei niks, vertrok weer tussen de bomen. Vaag zag ik Jezus nog in het stof kruipen en uit alle macht bidden. Waren dat bloed- in plaats van zweetdruppels?
Ik en Johannes en Jakobus schrokken wakker toen Hij zei: 'Slapen jullie nu nog? Is dit een tijd om te rusten? Het uur is nu bijna aangebroken dat de Mensenzoon overgeleverd wordt aan zondaren. Sta op, die Mij verraden wil is dichtbij.' Wat schaamde ik mij diep. Maar toch volgden we Hem naar de uitgang van de hof. Wat bedoelde Hij toch? Zou de vijand vannacht op Hem aanvallen? Begon nu de grote strijd? Maar dan moest ik Hem toch helpen en als Hij voorging, dan was de overwinning zeker. Ik keek naar Hem. Hij zag er nog even bleek uit als even geleden, maar nu leek het net alsof Hij niet bang meer was. Hij liep rechtop als iemand die een doel heeft en weet wat hij wil. Zo kwamen we terug bij de andere acht leerlingen. Ze kwamen blij op Hem toe. Toen zagen we in de verte een troep soldaten aankomen. Ik hoor het Jezus nog zeggen: ‘Kom, laten we hen tegemoet gaan!’ Met veel vragen in mijn hart volgde ik Hem. . . . .
Pieter Sijtsma, Dokkum