Op 19 juni 1623 werd hij geboren in Clermont (Frankrijk), als zoon van een hoge belastingambtenaar. Hij groeide uit tot wetenschapper op verschillende gebieden: theologie, filosofie, natuur- en wiskunde.
Blaise Pascal, want zo heette hij, heeft veel invloed uitgeoefend op het protestantisme. Zelf was hij rooms-katholiek. Die invloed was er voornamelijk door zijn postuum uitgegeven Pensées (Gedachten)*. Dat ‘boek’ is eigenlijk niet veel meer was dan een verzameling papierfragmenten met notities. Deze werden aangetroffen na zijn dood in 1662. De daarop te lezen gedachten waren deels door hemzelf genoteerd en deels door een bediende. Dat laatste als Pascal zelf te zwak was om te noteren. Eigenlijk had hij nog een boek willen schrijven ter verdediging van het christelijk geloof, maar daar is het niet meer van gekomen. Het lijkt erop dat de Pensées daarop een soort voorbereiding vormden. Het gaat om ruim negenhonderd aantekeningen die in latere tijden, op verschillende manieren, door derden hun (her)ordening kregen.
Oneindigheid
Blaise Pascal groeide vrijwel moederloos op. Zijn moeder stierf toen hij een jaar of vier jaar was. En gedurende zijn amper veertigjarige leven was hij heel vaak ziek. Hij leed aan verlammingen en hoofdpijnen. De tijd waarin hij leefde kenmerkte zich door grote veranderingen in wetenschappelijke inzichten, zoals de oneindigheid van het heelal. De wetenschapper Pascal was daar diep van doordrongen. Een van zijn pensées verwoordt het zo:
Het eeuwig zwijgen van deze eindeloze ruimten vervult mij met ontzetting.
Pascal kon prachtig formuleren, bij het poëtische af. Nu kun je je bij zijn ‘gedachten’ soms dus wel afvragen of hij nou een notitie maakte van wat anderen zeiden of dachten, of dat het een (tijdelijke?) oprisping was van hemzelf of dat het ging om een weldoordachte visie. Maar hoe dan ook, bovengenoemde gedachte verwoordt wel wat er in de tijd van Pascal aan de gang was. Het heelal bleek oneindig. Totaal anders dan men altijd had dacht.
Beperktheid van het verstand
Ook in de filosofie was er van alles gaande. Daar had je Descartes en zijn volgelingen die benadrukten dat de mens met behulp van de (wiskundige) rede de werkelijkheid kon doorgronden. En zelfs God kon worden bewezen middels logisch (wiskundig) redeneren. Daar tegenover stonden echter weer sceptische denkers. Die stelden dat theologie en wetenschap de mens bepaald niet gelukkiger of wijzer hadden gemaakt. De geest van de mens was te bekrompen om de waarheid te kunnen kennen. Speelbal van hartstochten, meer stelde de menselijke geest niet voor. Beter kon je maar gewoon je ‘natuur’ volgen. Want op je verstand kon je toch niet echt rekenen, die kon je op dwaalwegen sturen.
Met dat allerlaatste was Pascal het wel eens. En daarmee stond hij een stuk sceptischer tegenover de rede dan Descartes. De godsbewijzen van Descartes, gebaseerd op het logische denken, hadden voor Pascal dan ook geen waarde. Omdat de rede volgens Pascal nogal beperkt is, gemeten aan de oneindige aard der dingen. En ook was het door zonde aangetast. Zo luidt bijvoorbeeld een van zijn pensées:
De mens is dan ook slechts een wezen vol aangeboren dwaling, die zonder de genade onuitroeibaar is. Niets toont hem de waarheid, alles misleidt hem. De rede en de zintuigen, die twee grondslagen der waarheid, zijn niet alleen allebei onoprecht, maar misleiden ook elkaar nog.
Openbaring
Maar de vraag was dan natuurlijk hoe hij dan wél zeker kon zijn van God. Het denken kan ons immers geen enkele garantie geven? Was geloof dan slechts iets irrationeels? Wordt het onvermijdelijk verdrongen door de wetenschap? Of is het soms niet eerlijk om aan ‘geloven’ dezelfde eisen te stellen als aan de wetenschap? In het volgende artikel komen we hier weer op terug.
Na Pascals dood op 19 augustus 1662, nog geen veertig jaar oud, vond men in de voering van zijn jas, zo gaat tenminste het verhaal, een briefje. Het betrof een getuigenis waaruit bleek dat hij een bijzonder diepe ‘openbaring’ had gehad. Gezien de datering van het briefje moet dat geweest zijn toen hij 31 jaar oud was. Daarop stond ondermeer te lezen:
'Het genadejaar 1654
Maandag 23 november vanaf ongeveer half elf 's avonds tot ongeveer half één 's nachts.
VUUR
God van Abraham, God van Isaak, God van Jakob. Niet de God van filosofen en geleerden.
Zekerheid. Zekerheid. Gevoel. Vreugde. Vrede. God van 'Jezus Christus.
Die ‘openbaring’ was voor Blaise Pascal het kantelpunt in zijn leven. Van toen af stortte hij zich op het bestuderen van de Bijbel en het lezen van wat anderen daarover schreven, met name Augustinus. De pensées vormden zijn theologische nalatenschap. En natuur- en wiskunde kwamen op een lager pitje te staan. (wordt vervolgd)
Nynke Sikkema-Holwerda, Harderwijk
* Blaise Pascal, Gedachten . Vertaald uit het Frans en geannoteerd door Frank de Graaff, Boom: Amsterdam, 1997, 480 pagina's ISBN 90 5352 149 6.