'Opdat wij nu tot onze troost des Heeren Avondmaal mogen houden, is ons vóór alle dingen van node (…) dat wij ons tevoren recht beproeven…' Aldus het klassieke formulier. Deze vermaning is, zoals we weten, rechtstreeks ontleend aan de apostolische woorden, gericht tot de gemeente van Korinthe, waar de Maaltijd des Heeren onwaardig werd genuttigd.
Hoewel ze overbekend zijn, haal ik Paulus’ woorden aan: 'Zo dan, wie onwaardig dit brood eet of de drinkbeker des Heeren drinkt, die zal schuldig zijn aan het lichaam en bloed des Heeren. Maar de mens beproeve zichzelf, en ete alzo van het brood en drinke van de drinkbeker. Want die onwaardiglijk eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelf een oordeel, niet onderscheidende het lichaam des Heeren' (1Kor.11).
Zware woorden
Dat zijn zware woorden van de apostel. Veel is hierover geschreven. Veel is hiervan te zeggen. Wat is de concrete situatie in Korinthe tegen de achtergrond waarvan Paulus deze dingen schrijft? Ergerlijke misstanden. De maaltijd des Heeren werd gebruikt op een manier die niet tot stichting maar tot wanorde en onenigheid leidde. Paulus typeert het als het niet-onderscheiden van het lichaam des Heeren. Van het één kwam het ander. Onderlinge twisten en scheuringen. De Heilige Geest was geweken, want Hij werd daar in Korinthe bedroefd.
Wat het voor ons betekent? In ieder geval ook dat het bij de rechte verhouding tot de Heere niet minder gaat om de rechte relatie met de naaste. Is het één niet de vrucht van het ander? Daar ging het in Korinthe mis. Ook onder ons mag het een brandende vraag zijn of het op dit punt altijd goed ligt. Binnen de gemeente. Binnen de kerken. Zou op een of andere manier ook de kerkelijke versplintering eens geen voorwerp van beproeving en verootmoediging kunnen zijn? Rond de tafel des Heeren liggen de dingen teer.
Toch is het in de lijn van de Heilige Schrift, zo meen ik, om de scopus van de zelfbeproeving breder te trekken. De Korinthiërs gaven er blijk van dat ze met een verkeerde gezindheid en in een onzuivere gestalte aanzaten. Ze onderkenden de geestelijke betekenis van het sacrament niet. Ze onderscheidden het Lichaam des Heeren niet. De statenvertalers geven in hun kanttekening de volgende toelichting: 'Dat geschiedt wanneer de personen niet recht gesteld zijn, die ten Avondmaal gaan. Zijnde òf openbare ergerlijke mensen die ook daarvan geweerd moeten zijn, òf bedekte huichelaars en in twist staande met hun naaste en met haat, nijd, gierigheid en ongerechtigheid beladen. Of ook wanneer de gelovigen zelf zich daartoe niet behoorlijk hebben bereid, of het niet met behoorlijke aandacht nuttigen.'
Heiligheid
Uit dit laatste blijkt dat het onwaardig eten en drinken ook kan uitkomen in een vorm die aan de buitenkant niet zo duidelijk te zien is. Onwaardig betekent: ongepast, niet in overeenstemming met de bedoeling van de Gastheer. Tegen de geestelijke betekenis van het Heilig Avondmaal in. Daarmee niet in overeenstemming. Zo bezien is het onwaardig eten en drinken niet alleen een zonde waarin een mens vervalt als hij op ongepaste wijze aantreedt, met een houding of in een uiterlijke verschijning die niet passend is bij de heiligheid van Christus’ tafel. Maar daarvan is ook sprake als de deelnemer aan het Avondmaal onvoldoende beseft wat het betekent om de tekens van Christus’ verbroken lichaam en van Zijn vergoten bloed te eten en te drinken. Als deze weldaden niet onderscheiden worden. Als er het besef niet is een zondaar voor God te zijn die slechts door genade zalig wordt. Van onwaardig eten en drinken is ook sprake als de voorbereiding op het Avondmaal slordig en oppervlakkig was.
Als er íemand is die geijverd heeft voor de heiligheid van de Dis des Heeren, dan was het wel de reformator Joh. Calvijn. Ik lees in zijn verklaring van 1 Korinthiërs 11: 'Wat is: onwaardiglijk eten & drinken? Het is alles wat afwijkt van het zuiver en recht gebruik. En daarom zijn er verschillende graden in dat onwaardiglijk gebruiken. (...) Als er iemand toetreedt zonder bijzondere misdaad, maar niet zó bereid van hart als het behoort, dan is dat op-onwaardige-wijze-gebruiken. (...) Wie ganselijk zonder levend geloof en berouw is, hoe zou hij Christus ontvangen, dewijl hij niets van de Geest van Christus heeft? Wie slechts een historisch geloof meebrengt naar de tafel, zonder waarachtig levend gevoelen der bekering en des geloofs - die ontvangt het teken onwaardiglijk.' En daarom: de mens beproeve zichzelf... Aldus Calvijn.
Laat het ondertussen duidelijk zijn dat de zelfbeproeving niet bedoeld is om mensen van de tafel te weren, maar juist om verslagen zondaren tot de tafel van Christus te leiden. 'De mens beproeve zichzelf en ete alzo!!' Hij of zij ete en drinke…, maar dan wel alzo! In deze weg. In de weg van de beproeving voor Gods aangezicht.
Gelovigen
Christus heeft Zijn spijze en drank immers alleen voor Zijn gelovigen verordineerd, aldus het formulier. Wie dat zijn? Dat zijn ze 'die hun leven buiten zichzelf in Christus Jezus zoeken, en die daarmee belijden dat zij midden in de dood liggen.' Zij zijn het die zo arm, zo hulpeloos, zo verloren zijn, dat ze geen keus hebben dan tot deze Christus de toevlucht te nemen.
Die gelovigen – dat zijn niet de helden van het kruis. Dat zijn niet de stoere strijders voor het Koninkrijk van God. Dat zijn niet de gearriveerden, de bezitters en de verstandigen. Maar het zijn de armen en de verslagenen van geest. Het zijn de kinderen, de onwijzen. De hongerigen en dorstigen, de zachtmoedigen. Voor hen is het Koninkrijk der hemelen.
'Laat het voor eens en altijd tot ons doordringen: de enige waardige avondmaalganger is de man of vrouw die persoonlijk weet wat het betekent zich tot God te bekeren, geloof in Jezus Christus te hebben en liefde voor de naaste. Bent u die man of vrouw? Dan mag u aangaan en het sacrament tot uw vertroosting ontvangen. Ik waag het niet mijn maatstaf voor een avondmaalganger lager te stellen. Ik zal er nooit aan bijdragen dat plaatsen aan de avondmaalstafel worden ingenomen voor een menigte achteloze, onwetende, eigengerechtigde deelnemers. Ik zal mijn maatstaf ook niet hoger stellen. Ik zal nooit iemand zeggen dat hij af moet blijven zolang hij niet volmaakt is, en dat hij moet wachten totdat hij de vrede van een engel in zijn hart heeft. Dat zal ik nooit doen, want ik geloof dat noch mijn Meester, noch Zijn discipelen dat ooit gedaan hebben. Toon mij een man of vrouw die zijn/haar zonden werkelijk voelt, die werkelijk op Christus leunt, die werkelijk strijdt om heilig te leven, en ik zal hem/haar welkom heten in de Naam van mijn Meester. Hij of zij mag zich zwak, dwalend, leeg, weifelend, ellendig of arm voelen. Wat doet het ertoe? Ik ben ervan overtuigd dat Paulus hem/haar als een ware avondmaalganger begroet zou hebben en dat wil ik ook doen' (J.C. Ryle).
Tot slot een woord van dr. H.F. Kohlbrugge. 'Wanneer moet ik vooral niet van de tafel des Heeren wegblijven? Wanneer vanwege mijn zonden het licht mijner ogen niet meer bij mij is, en ik toch zo gaarne de gekruisigde Christus zou weerzien en omhelzen.'
J.M.J. Kieviet, Renswoude