Inleiding
Op verzoek van de eindredactie van Het Kerkblad voor het Noorden wil ik de komende maanden aan de hand van een zestal artikelen een aantal onderwerpen uitdiepen die op de komende Generale Synode, te houden DV 2024 (vanaf juni) aan de orde zullen komen. In dit eerste artikel ga ik dieper in op de betekenis en achtergrond van het zgn. presbyteriaal-synodale stelsel. Een vorm van kerkbestuur, kerkregering. Maar wat betekent dit nu precies? Waar komt het vandaan? En, waarom houden wij anno 2023 er nog (steeds) aan vast? Zijn er ook andere vormen van kerkbestuur? Op al deze vragen hoop ik de lezer van antwoorden te voorzien.
Verdieping
In mijn promotieonderzoek aan de TUA, houd ik mij bezig met de vraag hoe de rechtspositie van de predikant in de loop van de afgelopen 100 jaar, belicht van verschillende invalshoeken, zich heeft ontwikkeld. Van belang bij dit vraagstuk is onderscheid te maken naar de wijze waarop kerkgenootschappen in Nederland zijn georganiseerd. De vraag hoe een kerkgenootschap kan worden gedefinieerd, laat ik voor nu rusten. Feit is dat een kerkgenootschap als een juridisch zelfstandige entiteit kan worden beschouwd. Zo ook onze kerken. Wel is van belang te benadrukken dat kerkgenootschappen, op grond van een wettelijke bepaling, evenals bijv. een vereniging of stichting rechtspersoonlijkheid bezitten. De kerk heeft, zo stelde de wetgever, een grote vrijheid van “self – government”, dat wil zeggen inrichting en bestuur van het kerkgenootschap.
Verschillende stelsels
In het kerkrecht krijgt deze vrijheid tot inrichting en zelfbestuur van het kerkgenootschap gestalte in (grofweg) drie (organisatie)vormen: (i) het episcopale stelsel, (ii) het congregationalistische stelsel en (iii) het presbyteriaal-synodale stelsel.
In het eerste stelsel geldt als uitgangspunt dat de leiding van de plaatselijke gemeente (parochie) eenhoofdig is en wel in handen is van de pastoor, de priester. In het grotere (kerk)verband ligt deze leiding in handen van een bisschop. Boven de bisschop staat de paus. De verhouding tussen de priester is hiërarchisch te noemen.
Uitgangspunt in het congregationalistische stelsel is het gegeven dat de leiding van de gemeente, ondanks de aanwezigheid van een predikant, ouderlingen en diakenen, bij de vergadering van de gemeenteleden ligt. De diverse gemeenten zijn in hun onderlinge verhouding onafhankelijk. De voorgangers, predikanten worden door de leden van de gemeente gekozen en benoemd. Om die reden noemt men dit stelsel ook wel congregationeel - independent. In de meeste evangelische gemeenten wordt deze vorm van kerkbestuur gehanteerd.
Dan naar het laatste stelsel, het presbyteriaal-synodale stelsel. Binnen dit stelsel zijn er naast een (of meerdere) predikant(en), ouderlingen en diakenen actief die elk een eigen taak en verantwoordelijkheid hebben, en samen de kerkenraad vormen. De leiding van de gemeente ligt in handen van de kerkenraad (het presbyterium). De te beroepen predikant wordt gekozen (in de regel uit een tweetal) door de gemeente en door de kerkenraad benoemd.
In het presbyteriaal-synodale stelsel is er tevens sprake van een breder kerkverband. Voor het leiding geven aan het bredere kerkverband, waar de plaatselijke gemeenten deel vanuit maken, wordt er gebruik gemaakt van zgn. synodale vergaderingen. Deze synodale vergaderingen worden classis (meestal een aantal gemeenten per provincie of regio), particuliere synode (meestal regio’s en provincies) en generale synode (landelijke vergadering) genoemd. We noemen dit ook wel de meerdere vergaderingen. In het volgende artikel zal deze structuur, dat wil zeggen de meerdere vergaderingen, hun rol, hun rechten en plichten nader worden uitgewerkt.
Achtergrond
Waar komt dit stelsel, dat binnen onze kerken als kerkbestuur geldt, vandaan? Een wezenlijk kenmerk van het presbyteriaal kerkelijke systeem, zo schreef prof. dr. Van ’t Spijker reeds in 1990 in zijn handboek over kerkrecht is, dat het zich beroept op de Schrift. Geleerden als Bucer en Calvijn spraken dit met zoveel woorden (ook) uit. De geestelijke bestuurswijze, die de Here ons in zijn Woord geleerd heeft, ligt in de belijdenis vast, omdat de belijdenis op haar beurt niet anders wil zijn dan wat de Schrift leert op dit punt, zo was prof. dr. Van ’t Spijker in het genoemde handboek van mening.
De Nederlandse Gereformeerde Kerken spraken zich in 1571 uit voor de Nederlandse geloofsbelijdenis en gaven daarmee impliciet een voorkeur te kennen voor het presbyteriale systeem.
In dit stelsel staat de plaatselijke kerk centraal. Wij zijn van mening dat, nu Christus zijn gezag uitoefent door zijn Woord en Geest, Hij zelf in het midden van de gemeente tegenwoordig is (Matth.18:20). In de plaatselijke gemeente is het pastoraat van groot belang en komt hierin volgens Calvijn de bijzondere aandacht voor de plaatselijke kerk tot uitdrukking:” ter plekke waar men woont gaat door het evangelie de deur van de hemel open”.
Afronding
Het presbyteriale – synodale stelsel is herkenbaar aan aspecten als (i) het beroep op de Schrift, (ii) de nadruk op de betekenis van de plaatselijke kerk, (iii) de functie en noodzakelijkheid van de ambten als hierboven verwoord, als ook (iv) de vrijheid in de verhouding tussen kerk en staat. Binnen ons kerkverband vinden wij dit van essentieel belang, vandaar dat binnen onze kerken dit stelsel als leidend wordt geacht.
In het volgende artikel ga ik nader in op de structuur binnen dit stelsel en bespreek o.a. de betekenis van het begrip “meerdere vergadering”.
Mr. Peter Raven is kerkrechtjurist en promovendus aan de TUA