Rust zacht
Op 16 maart rijd ik met mijn fiets het Esserveld binnen en plaats hem in de stalling. Het zal toch niet waar zijn. Het motregent. Net alsof het druilerige weer mij de kans wil ontnemen op deze plaats tekens van hoop te ontdekken. Niet echt doelgericht wandel ik, rechtsafslaand, naar de eerste graven. Al lezend passeer ik een reeks van graven. Namen en jaartallen komen voorbij. Die man is oud geworden. Dat meisje is jong gestorven. Echtparen die tijdens hun leven onafscheidelijk waren en die na hun sterven onder ??n grafsteen liggen. Rust zacht, lees ik. Ja, die woorden lees ik hier het meest. Wat zou daar nu precies mee bedoeld worden, vraag ik me af. Is de boodschap van die woorden dat er na het sterven een periode aanbreekt waarin gerust gaat worden? Een tijd waarin bijgekomen mag worden van alle aardse vermoeienissen? Wat bedoelen nabestaanden met die woorden? Het roept bij mij het beeld op van een eeuwige en vredige slaap. Het sterven als een overgang naar een eeuwig ?niets?? Rust zacht. Een mooie wens maar de triomf van Pasen reikt die me niet aan. Ik neem een foto van ??n van de graven. Druppeltjes regen nemen vrijmoedig plaats op mijn camera.
Het leven een sterven
Ik sta een poosje stil bij de woorden op een graf van een vrouw die 56 is geworden. Witte letters op glas of plexiglas weergegeven. Ik lees: Zo zwaar als het leven haar viel, zo licht was haar sterven. Mijn eerste gedachte is dat zij een zwaarmoedige vrouw is geweest die het leven moeilijk te leven vond. Bij zo?n graf komen gedachten bij mij op. Zeker ook als ik de Duitse spreuk die helemaal bovenaan staat tot me neem: Wer weiss denn ob das leben nicht ein Sterben ist und was wir sterben nennen nicht einmal Leben heisst. Waar komt zo?n spreuk vandaan? Uit de Oosterse filosofie of kan een christen ook met deze woorden instemmen? Het leven is sterven. Het gebed in het klassieke doopformulier vermeldt toch ook dat dit leven ?niet anders is dan een gestadige dood?. Ons leven draagt de dood met zich mee en loopt eropuit. Dat is al erg genoeg. Maar om dan met die Duitse spreuk leven en sterven als uitruilbare begrippen te gaan gebruiken dat gaat mij te ver. Tegelijk ken ik ook dat geweldige beeld van de wedergeboorte. Ik bedoel nu dat beeld waarbij de wedergeboorte als een levenslang proces (in de Heidelberger Catechismus heet dat ?hoe langer hoe meer?) wordt gezien waarbij het werk van de Heilige Geest aan iemands leven voltooid is op het moment dat hij of zij sterft. Dan is ons leven als een geboortekanaal en ons sterven een geboren worden in een nieuw door God geschonken leven. Zo mijmer ik wat bij dat graf van die vrouw voor wie het leven zo zwaar was. Zou zij van Jezus geweten hebben? Van zijn overwinning op de dood?
Liefde
Even verderop tref ik drie woorden in het latijn aan: Omnia vincit amor. De liefde overwint alles. Het doet me denken aan Hooglied 8:6 (NBV): Sterk als de dood is de liefde? De liefde als een kracht zo groot. Inderdaad: niets kan tegen de dood op. Maar de liefde kan er ook wat van! Een mooie spreuk. Maar ergens vind ik hem tekort schieten. Ik denk dat het komt omdat ik weet en geloof dat God liefde is (en niet andersom). Niets kan ons scheiden van zijn liefde, die hij ons gegeven heeft in Jezus Christus, onze Heer.
Bijbel en lied
Aanvankelijk rijst bij mij het vermoeden dat ik weinig citaten uit de Bijbel zal aantreffen. Ik passeer heel wat grafstenen voordat ik stuit op: vaste rots van mijn behoud. Niet direct een Bijbeltekst. Eerste regel van een lied uit 1776, vertaald door Jacqueline van der Waals (u kent haar van ?Wat de toekomst brengen moge??). Lied dat regelmatig gezongen wordt tijdens uitvaartdiensten. Vaste rots. En ik sla mijn Bijbel op bij 1 Petrus 2:6: In Sion leg ik een hoeksteen die ik heb uitgekozen om zijn kostbaarheid; wie daarop vertrouwt, komt niet bedrogen uit. De Hoeksteen is de Rots. Vaste rots van mijn behoud. 5 woorden die de voorbijganger toespreken. Als die voorbijganger geen christelijke achtergrond heeft zal het voor diegene wel een raadselspreuk zijn, denk ik. Ik wandel verder en sta stil. 22 jaar blijkt ze te zijn geworden. Fotootje erbij zodat ik een indruk van haar krijg. De steen is ruw, niet glad. Erop staat: in Gods hand geborgen. Als dat geen Pasen is op het Esserveld dan weet ik het niet meer. Zulke woorden kun je alleen met tranen in de ogen in die steen beitelen, met tranen van verdriet ?n van ? hoe vreemd en bevrijdend is het evangelie ? blijdschap.
Psalm 146:10. Ik maak er een digitale foto van om thuis op te zoeken welke Bijbelse boodschap hier doorgegeven wordt. Een verrassend mooie tekst blijkt het te zijn: De HEER is koning tot in eeuwigheid, je God, Sion, van geslacht op geslacht. Hij is koning voor altijd. Een paasjubel diep weg uit het Oude Testament.
Pasen
Wat geweldig om bij dit graf stil te staan. Een graf dus. Daaronder ligt een overledene. Maar wat is het getuigenis blijkens de steen? God is niet een God van doden maar van levenden (Marcus 12:27). Ja, dat is mooi. Zeker als ik me realiseer dat de Here Jezus die woorden sprak tot de Sadducee?n. Sadducee?n, de vrijzinnigen van die dagen die in een opstanding niet wilden geloven. Nou, zegt Jezus, jullie dwalen vreselijk. Lees maar in het boek van Mozes (de Sadducee?n baseerden hun geloof enkel op de eerste vijf boeken van het Oude Testament, het boek van Mozes) dat God tegen Mozes zegt: ?Ik ben de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob?. En dus, zo trek ik vrijmoedig de conclusie, ook de God van deze hier begraven persoon! Geen God van doden! Oh nee. Jezus leeft en ik met Hem. Het leven: een gestadige dood. Ja. Maar de apostel Paulus stelt de dood deze vraag (1 Kor.15:55): Dood, waar is je overwinning? Dood, waar is je angel? Om twee zinnen verder uit te roepen: laten we God danken, die ons door Jezus Christus, onze Heer, de overwinning geeft.
Groningen
N. Vennik