Onlangs wandelde ik met mijn vrouw door de Duitse stad Münster. Een stad vol geschiedenis. Je bent het ene historische gebouw nog niet gepasseerd of je stuit al op het volgende. Grote kerken staan op een steenworp bij elkaar vandaan. Indrukwekkende, kolossale gebouwen. Neergezet en in de loop van de tijd – na rampen en oorlogvoering – hersteld. We lopen door de imposante Sint-Paulusdom waarvan de eerste voorganger uit het begin van de negende eeuw stamt. Later bladeren mijn vrouw en ik in een boek waarin de vernielde kerk wordt getoond na geallieerde bombardementen in 1944. Er was genoeg vernield om de waanzin van de oorlog te beseffen.
Wat maakte de diepste indruk op mij bij het bezichtigen van deze Rooms-katholieke kathedraal? De lichtinval van deze kerk? Die geëmotioneerde man op die kerkbank? De brandende kaarsjes? De gebrandschilderde ramen, kruisbeelden, knielbanken en nisjes? Ik realiseer me: rooms-katholieken doen het anders dan protestanten. Als het gaat om de ‘zichtbaarheid’ en ‘tastbaarheid’ van het evangelie kunnen we van hen leren.
Wat maakt de meeste indruk? We liepen een gang in en waar die een knik maakt zien we: een donker standbeeld. Een mannenfiguur. Ik moet goed kijken om te zien dat hij op krukken loopt. Zijn gezicht – dat treft mij. Ogen wijd open richting de hemel. Alles wat om ontferming roept ligt in die blik opgesloten. ‘Heer, heb medelijden met mij’. Dat is iemand die leeft van genade!
Zou ik een kopie van dat beeld in de kerkzaal mogen zetten? Om ons er aan te herinneren dat we van genade leven. Om ons te leren het van God te verwachten. Om ons te tonen dat we op krukken lopen! Dat ons óók vertelt dat we niet tevergeefs naar de hemel staren. Dat ons óók aanspoort voor elkaar genadig te zijn!
’s Avonds lees ik een boek. En ik vertaal: Maar als we bevrijd uitvliegen, de zon tegemoet, hoe kunnen we dan hetzelfde geschenk van vrijheid, van vergeving niet schenken aan de mensen om ons heen? Dat is de waarheid van de opstanding, omgezet in gebed, omgezet in vergeving en kwijtschelding van schuld, omgezet in liefde.
N. Vennik, Groningen