De wereld is vol van goede en slechte zaken. Het is aan ons dat te kunnen onderscheiden. Makkelijk zat, toch? Rellen tijdens de avondklok? Niet goed. Weg ermee! Opstand in Rusland tegen dat regime? Dat dit hardhandig wordt aangepakt? Niet goed. Weg ermee! Demonstraties voor dit en tegen dat? Daar ben ik het niet mee eens? Weg ermee! Dat zou maar zo ook onze mening kunnen zijn.
Weg ermee? Uiteraard mag er sprake zijn van rechtspraak en wetshandhaving, maar weg ermee? Bannen wij zo het kwaad uit? Kunnen wij dat? In de Bijbel wordt ons wel het een en ander voorgehouden met betrekking tot het kwaad. En het begint meteen al in Genesis. In het midden van de tuin stonden de levensboom en de boom van de kennis van goed en kwaad (Gen.2,9), met de waarschuwing: wanneer je daarvan eet, zul je onherroepelijk sterven (Gen.2,17).
We kennen de geschiedenis. Er wordt van gegeten en de consequentie daarvan is dat de mensheid in gebrokenheid leeft. In de gebroken wereld bestaan goed en kwaad. Naast elkaar. Door elkaar. Het kwade doet pijn, het maakt ons boos en moedeloos. We willen toch slechts het goede en niet het kwade? Heer, wat vindt U daarvan? Doe er wat aan! Het liefst nu!
In Mattheüs 13 vanaf vers 24 staat een gelijkenis, volgend op de gelijkenis van de zaaier. Weer is er een tuinman, die zaad zaait. Naast het goede zaad dat hij heeft gezaaid, wordt ’s nachts door de vijand onkruid gezaaid. Dat wordt bekend. De knechten willen het zo snel mogelijk verwijderen. Weg ermee!.
Het antwoord van de Heer is bijzonder: ‘Nee. Laat het samen opgroeien. Als je nu het onkruid ertussenuit haalt, zal je ook het goede graan beschadigen. De wortels zijn met elkaar verweven. Laat het samen opgroeien tot de oogst. Wanneer het oogsttijd is zal het onkruid van het graan worden gescheiden en worden verbrand.’
Bij de oogst is het te zien aan de vrucht. Het onkruid (dolik) heeft zwart, giftig zaad. Tarwe mooie gele korrels.
De Heer heeft geduld. Met de mens, met jou en met mij. Want zoals je het goede en kwade om je heen ziet, leeft het ook in jezelf. In je reacties bijvoorbeeld op wat jij niet goed vindt, waarmee je misschien relaties schaadt. In je wrok tegenover mensen die je verdriet hebben gedaan, waarmee je wellicht jezelf schaadt.
De Heer wil ons leren dat wij zelf de verantwoordelijkheid hebben om het goede te laten groeien of het kwade. Jij bepaalt waarop je wilt focussen, op het goede of het verkeerde. Waarmee ben je in je gedachten, doen en laten bezig? En heb je het wel door?
Wat Jezus ons wil leren door deze gelijkenis is dat wij niet altijd goed kunnen onderscheiden wat goed en kwaad is. Dat we niet al te gemakkelijk moeten oordelen en veroordelen. God kan dat wel en zál dat ook doen. Hij zal op zijn tijd heersen over het kwaad. Voor altijd geldt dan: Weg ermee!
Nel Noppe, Leeuwarden