Olympisch vuur
Dat het niet allemaal goud is dat er blinkt, bleek uit het dodelijke ongeluk van die rodelaar uit Georgi?. Met 140 km per uur vloog hij, na een stuurfout, tegen een metalen paal van de dakconstructie. Nu ik deze woorden aan typen ben sijpelen er berichten binnen dat deze jongeman van 21 jaar vooraf doodsbang zou zijn geweest. Of het klopt weet ik niet. Veelzeggend was overigens wel dat de loop van de baan is aangepast. Blijkbaar omdat de vorige route toch te gevaarlijk was gebleken. Was hier de hang naar het spectaculaire sterker dan de veiligheid van de atleten?
Nee, beste lezer, dit commentaar wordt geen sportcolumn. Die Olympische Spelen vullen al genoeg krantenkolommen en televisiezenders. Ik hoop dat Nederland heel veel schone(!) medailles wint - daarover geen misverstand ? maar de Spelen zetten mij vooral aan het denken over het Koninkrijk van God. Ik ben diep onder de indruk van die atleten. Zonder uitzondering hebben zij zich in de afgelopen 4 jaar (sommigen zelfs 8 jaar) intensief voorbereid op deze kampioenschappen. Zeer veel hebben zij ervoor opzij gezet. Ze hadden dat ene doel voor ogen: de begeerde gouden plak. Op tijd naar bed. Letten op het gewicht. Aangepast dieet. Zware fysieke en psychische inspanningen. Onderweg teleurstellingen. Blessures. Sommige trainers accepteren niet eens dat je een vriend of vriendin krijgt tijdens hun bewind: verliefdheid leidt alleen maar af. Alles gaat opzij.
Ik moet daar direct als kanttekening bijplaatsen dat die Spartaanse manier van leven voor heel wat sporters een dip oplevert na hun sportieve carri?re. Het leven buiten de sport ? dat k?nnen ze niet meer; het ?normale? leven is vreemd geworden. Regelmatig lees je over topsporters die na hun sportieve leven in de maatschappij of in hun huwelijk de weg kwijt raken.
Ik zou het hebben over de kerk, over Gods gemeente. Die enorme inzet van die atleten daar heeft de apostel Paulus het in zijn brieven toch ook over? Hij schrijft over boksers, atleten. De lauwerkrans. Hij heeft het over het doel voor ogen houden terwijl hij over de loopbaan gaat. Het lijkt haast of Paulus het woord genade niet kent en het eeuwige leven moet verdienen. Hij stort zich op de verbreiding van de blijde boodschap. Alles gaat opzij. Hadden wij maar iets van dat vuur. Iets maar. Iets. Niet bij enkelen maar bij allemaal. Niet voor even maar voortdurend. Op weg naar de finish waar Jezus ons opvangt. En onderweg zoveel mogelijk andere atleten trainen.
En dan die andere kant. Die ?atleten? die doorslaan. Voor wie de kerk alles is. En die van de weeromstuit de wereld waarin ze leven niet meer zien. Voor wie de wereld ?vreemd? wordt op het moment dat ze een voet buiten het kerkenwerk zetten. Die plichtsgetrouw voor de kerk gaan, daar ?lles voor geven en daardoor weinig of niets meer over hebben voor vrouw, kind en samenleving.
Laten we in vuur en vlam staan. Zonder zelf of een ander op te branden.
Groningen
N. Vennik