?Uitschrijven??(1)
Het woord ?uitschrijven? is bedoeld in de betekenis die u in Van Dale kunt vinden: iemand ?boeken als niet meer aanwezig?; of: ?een bewoner schrappen uit het bevolkingsregister?. Vooral die laatste definitie raakt de bedoeling van het gebruik van het woord in deze artikelen: we hebben het over leden van de gemeente waarbij de kerkenraad tot het finale besluit komt om hen uit het ledenbestand te schrappen. Ik besef dat dit in feite een heel lelijke verwoording is en wil mij dan ook haasten om er ?kleur aan te geven?. We hebben het over een heel tere zaak: een kerkenraad constateert dat een lid feitelijk, gezien diens opstelling, niet meer tot de gemeente van Christus wil horen en neemt het besluit om dat dan ook daadwerkelijk te constateren en de naam van deze broeder of zuster te schrappen uit het ledenregister van de kerk. Voortaan staat hij/zij niet meer in de gemeentegids die een keer in de zoveel jaar uitkomt. Dat is pijnlijk, zeker ook wanneer we denken aan familieleden van de betrokkene. Daarom zal een kerkenraad niet over ??n nacht ijs gaan wanneer hij een dergelijk besluit neemt. We zullen daar nader op ingaan.
Oneigenlijk
Eerlijk is eerlijk: de hierboven beschreven ?actie? van een kerkenraad vindt geen grond in de kerkorde. Daarin zal men tevergeefs naar het woord ?uitschrijven? zoeken. Wel wordt daar gesproken over de kerkelijke tucht en daarbij wordt dan naar Bijbelse orde ook de procedure beschreven die daarbij geldt, met een verwijzing naar Matt. 18:15-18. Die procedure is langdurig; ze dient om degene over wie tucht wordt geoefend van de ernst ervan te doordringen: ten diepste gaat het erom wie welkom zal zijn in het Koninkrijk der hemelen en wie niet. Wanneer de tucht wordt geoefend, wordt iemand de avondmaalstafel ontzegd ? met de bedoeling om bij avondmaalsvieringen het op het hart te binden: nu geen avondmaal mogen vieren is voorteken van de hemelse weigering om straks aan te gaan aan het grote bruiloftsmaal (Matt. 22:1-14). De bedoeling is dat iemand geprikkeld wordt om de consequentie te doordenken van het feit dat hij/zij buiten de christelijke gemeente dreigt te komen staan.
Helaas moet geconstateerd worden dat deze procedure ? hoezeer ook Bijbels aangewezen en kerkordelijk verwoord ? in de praktijk van het kerkelijk leven al heel lang niet meer consequent wordt bewandeld. De reden daarvan is even verdrietig als duidelijk: bij de meeste leden over wie het hier gaat kan ?de hel niet meer verschrikken en de hemel niet meer lokken?. Zij zijn niet gevoelig voor brieven van kerkenraden die hen waarschuwen, en ook niet voor maatregelen van ontzegging van het avondmaal. Zelfs is het wel voorgekomen, nu ruim 20 jaar geleden (en vandaag de dag is dat opnieuw zeker niet ondenkbaar) dat een predikant bij de burgerlijke rechter werd aangeklaagd omdat hij in een openbare eredienst had gebeden voor de bekering c.q. terugkeer van een dooplid, met name genoemd (hetgeen concreet bij de tweede trap van censuur gebeurt). Zover kan het dus komen?
En daarom is in de kerkelijke praktijk een andere route ontstaan: die van uiteindelijke uitschrijving na een periode waarin de kerkenraad vasthoudend geprobeerd heeft om met de betrokkene contact te krijgen en hem of haar (ik zal nu voor het gemak verder in de mannelijke vorm schrijven) terug te doen keren naar de gemeenschap van de kerk.
Randkerkelijkheid
In feite gaat het hier om een groep gemeenteleden die ook wel met een ander woord worden aangeduid: ?randkerkelijken?. Nu is dat eigenlijk net zo?n naar woord als het woord dat boven deze artikelenreeks staat. En het is opnieuw een woord dat men in offici?le kerkelijke boeken niet tegenkomt. Niettemin: de ? verdrietige - werkelijkheid is dat elke gemeente te maken heeft met leden op wie het woord van toepassing is. Daarbij wil ik wel goed duidelijk maken wat ik eronder met u wil verstaan. Wat is een randkerkelijke en van wie mag je zeggen dat hij dat is? Hij zit blijkbaar op het randje, maar waarvan? Van de gemeente? Inderdaad, maar daarbij moet worden bedacht dat de gemeente meer is dan een verzameling van mensen die een speciale hobby hebben en waarvan iemand afscheid heeft genomen. Nee, het gaat om d?e gemeenteleden, die niet meer aanspreekbaar zijn voor de gemeente ?n ook niet voor het geloof in de Here, zoals ons dat in de Bijbel wordt voorgehouden. Z? wil ik met u in dit artikel de benaming ?randleden? verstaan.
Dat houdt in dat die leden hier buiten bespreking blijven die om de ??n of andere reden niet met de gemeente meedoen, maar toch verbonden willen blijven aan de Here en zijn dienst. Iedere pastor kent zulke leden. En er kunnen heel verschillende redenen zijn waardoor het zover gekomen is. Soms is er iets in het verleden gebeurd waardoor de drempel naar de gemeente en naar haar samenkomsten te hoog is geworden. Er is over gepraat, er is geprobeerd bruggen te slaan, maar het was tevergeefs: de kloof was te diep geworden. Of daar nu sprake is van te grote beschadiging die iedereen kan begrijpen, of van een persoonlijkheid die moeilijk komt tot het overstappen van dingen die in het verleden gebeurd zijn, dat doet nu niet ter zake; het gaat mij erom dat we het erover eens zijn dat op die leden van de gemeente het woord ?randkerkelijk? niet van toepassing is: zij zoeken nog het contact met de Here, luisteren niet zelden op zondagmorgen naar de wijding van de EO, kijken naar de televisiedominee etc. Zij worden zo met het Evangelie gevoed op een uitzonderlijke manier.
Over hoeveel leden hebben wij het?
Ooit, ongeveer 20 jaar geleden op een vormingsavond voor ambtsdragers binnen de classis Groningen, poneerde ik de stelling dat 10-15% van de kerkleden randkerkelijk zou zijn. Daar ontstond toen nogal wat commotie over, maar helaas heb ik sindsdien geen reden gezien deze gedachte bij te stellen. Je gelooft het eerst niet, totdat je concreet in de gemeentegids alle namen nauwkeurig gaat lezen. En daarna is er heel wat te bidden?
Toen het Jaarboek 2010 verscheen, trok in de pers het getal van hen die de kerken hadden verlaten zonder zich bij een andere kerk aan te sluiten, grote aandacht (ook in dit blad): 384 doopleden en 293 belijdende leden, samen 677? Daarna nam een leider van een van de jeugdorganisaties binnen onze kerken contact met mij op: kon ik het verloop over 15 jaar hiervan, wat de doopleden betreft, beschrijven? Dat deed ik en ik kwam op 5479 doopleden. Voor het Noorden kwam ik daarbinnen op een totaal van 1021. Dat wil zeggen dat de kerkenraden in het ressort van het Noorden gedurende 15 jaar van gemiddeld 68 leden per jaar moesten constateren dat alle pogingen om hen te bewegen zich daadwerkelijk tot de dienst aan de Here in de gemeente te wenden, tevergeefs was. In 15 jaar verdween in het Noorden op die verdrietige manier een aantal leden, zo groot als de gemeente van Leeuwarden?
Een beperking
Deze dingen zullen in de komende weken naar verschillende kanten worden uitgediept. Met ??n beperking: onder de groep gemeenteleden die het betreft, is er een aantal dat in de praktijk de gemeente al verlaten heeft, namelijk wat het geografische gebied betreft: zij wonen reeds lang elders. Over het omgaan met deze leden schreef ik eerder in dit blad, namelijk in het najaar van 2006. Nu gaat de website van dit kerkblad niet zover terug, maar u kunt het desgewenst altijd nog digitaal van mij krijgen. Daarom zal dat aspect nu buiten beschouwing blijven.
Huizen
D. Quant