De ontwikkeling van het kerkrecht van de Gereformeerde kerk in de Nederlanden van 1571 tot 1586 (2)
De ontwikkeling van het kerkrecht van de Gereformeerde kerk in de Nederlanden van 1571 tot 1586 (2)
Het vorige artikel ging over het ontstaan van de kerkorde van Emden in 1571. Hoe ging het daarna verder met het kerkrecht van de Gereformeerde kerk in de Nederlanden?
Wie een kerkelijk handboekje bezit, kan de ontwikkeling proberen te volgen door de verschillende kerkordes uit de volgende jaren te vergelijken.
Een nieuwe situatie
In 1571 waren alle Nederlandse gereformeerde kerken óf vluchtelingenkerken óf kerken onder het kruis. Daarna veranderde de situatie ongedacht snel. In 1572 begon onder leiding van Prins Willem van Oranje het georganiseerde verzet tegen de Spaanse onderdrukking. Water- en andere geuzen namen, hoofdzakelijk in Holland en Zeeland, steden in. De nieuwe overheid in deze gewesten was de gereformeerde kerk gunstig gezind. Vluchtelingen keerden terug en stichtten nieuwe kerkelijke gemeentes.
De opbouw van het kerkelijk leven was moeilijker dan verwacht. Er waren nog maar weinig mensen die de gereformeerde leer kenden en beleden, zodat het vinden van ambtsdragers nog lang een probleem vormde.
Daarnaast wilden de protestantgezinde overheden, net zoals in het buitenland gebruikelijk was, invloed hebben op de leiding van de kerk. Zij zagen de gereformeerde kerk als de nieuwe volkskerk, de vervanger van de Rooms Katholieke Kerk, zonder kerkelijke regels die bepaalden wie er lid kon worden. Gereformeerden wilden wel graag steun van de overheid, maar geen inmenging in kerkelijke zaken.
De kerkordes van Dordrecht 1574 en 1578
Om in deze verwarrende tijden leiding te geven besloten de kerken in Holland en Zeeland in 1574 tot het houden van een Provinciale Synode te Dordrecht, waarvoor ook de overige Nederlandse gereformeerde kerken werden uitgenodigd. Men maakte daar veel afspraken over de invulling van de kerkdienst. Ook werd begonnen met de afbakening van taken van kerk en overheid. Aan de ene kant stond de zelfstandigheid van de kerk op het spel; aan de andere kant moest de overheid weten dat de Gereformeerde kerk niet van plan was de macht over te nemen.
Inmiddels woedde de strijd in de Nederlanden hevig. In hoog tempo groeiden de gereformeerde kerken in aantal en omvang, vooral in de Zuidelijke Nederlanden. Er was dringend behoefte aan een generale synode, om eenheid in leer en orde tot stand te brengen of te bewaren. De vraag was of men een nieuwe kerkorde wilde ontwerpen, of in het spoor van Emden verder gaan.
De synode van Dordrecht 1578 handhaafde vrijwel alle artikelen van de kerkorde van Emden. Ook diverse artikelen van de kerkorde van Dordrecht 1574 werden overgenomen. Zo deed de synode van Dordrecht 1578 wat in het laatste artikel van de kerkorde van Emden was vastgelegd: met algemeen goedvinden de afgesproken kerkelijke regels wijzigen, vermeerderen en verminderen op de wijze die nuttig is voor de kerken.
Het wezen van het kerkrecht van de gereformeerde kerken in de Nederlanden werd door de besluiten van de synode van Dordrecht 1578 dus niet gewijzigd.
De kerkorde van Middelburg 1581
Ook de volgende synode, die van Middelburg 1581, besloot tot revisie van de vorige kerkorde, in plaats van het opstellen van een nieuwe kerkorde. De revisie betekende vooral dat praktische afspraken, bij voorbeeld over de kerkdienst, niet langer deel uitmaakten van de kerkorde.
Intussen waren in 1579 de Unies van Utrecht en Atrecht gesloten. De gereformeerde kerk in de Nederlanden groeide nog steeds snel. De breuk tussen de noordelijke Staten en koning Filips II van Spanje werd steeds duidelijker. In deze noordelijke gewesten erkenden de Staten Generaal de gereformeerde kerk als publieke, en dus begunstigde, kerk.
Deze Staten wilden graag meer invloed op de gereformeerde kerk. Daarvoor hadden zij al tweemaal een eigen Staatse kerkorde ontworpen, maar de kerken wilden hun eigen kerkelijke kerkorde handhaven. De Staten weigerden hun goedkeuring aan de kerkelijke kerkordes.
De kerkorde van ’s Gravenhage 1586
De gereformeerde kerken in de Nederlanden kwamen opnieuw bijeen in de generale synode van ’s Gravenhage 1586. De zuidelijke Nederlanden waren bijna helemaal verloren gegaan voor de gereformeerde kerk; Filips II was er weer heer en meester. Ook in de noordelijke Nederlanden probeerde hij de macht opnieuw in handen te krijgen. Prins Willem van Oranje was vermoord; de hulp van koningin Elisabeth van Engeland was ingeroepen.
De gereformeerde kerk had in de noordelijke Nederlanden stevig voet aan de grond gekregen en was de bevoorrechte kerk geworden. De situatie was in de vijftien jaar sinds de opstelling van de kerkorde van Emden snel en radicaal veranderd!
Opnieuw: kerk en overheid
Om de Staten tegemoet te komen werden in de kerkorde van1586 enkele bepalingen opgenomen waardoor de overheid enige invloed in de kerk kreeg. Een afvaardiging van de magistraat mocht bij voorbeeld deel uitmaken van de kerkenraad.
Toch besloot de synode in 1586 opnieuw dat men verder ging in het spoor van Emden. Hoe de overheid ook probeerde om greep te krijgen op het inhoudelijke beleid van de kerk, de afgevaardigden gaven geen krimp. De kerkenraden bleven bepalen wie lid in volle rechten kon worden, en dus wie werd toegelaten tot het Avondmaal of onder tucht gesteld moest worden.
De Gereformeerde kerk in de Nederlanden in 1586
Omdat de gereformeerde leer en levenspraktijk voor veel mensen erg verschilden van wat zij gewend waren of meenden te kunnen opbrengen, was het aantal belijdende leden van de gereformeerde kerk in de Nederlanden niet erg groot; maar enkele procenten van de inwoners. Wel waren er veel ‘liefhebbers’- tegenwoordig zouden wij hen gastleden noemen. Want de gereformeerde kerk wilde beslist haar belijdende karakter niet opgeven. Een gereformeerde kerk zijn betekent immers: Schrift en belijdenis handhaven, en dat moet ook aan de kerkorde te merken zijn.
Conclusie
Het blijkt dat er nauwelijks sprake is van een ontwikkeling van het Nederlandse gereformeerde kerkrecht tussen 1571 en 1586. De wijzigingen in dit kerkrecht in deze periode hadden (bijna) nooit een theologische achtergrond en bleven altijd binnen de grenzen van wat past binnen het gereformeerde belijden. Verder onderzoek moet uitwijzen of ook de volgende kerkorde, de kerkorde van Dordrecht 1618/1619, in dit spoor is verder gegaan. Dit is wel de mening van enkele deskundigen.
Voorlopig kan worden vastgesteld dat het kerkrecht van de Gereformeerde kerk in de Nederlanden niet wezenlijk veranderde wanneer zij in vrijheid, in den vreemde of onder vervolging leefde. Deze constatering leidt tot diepe bewondering voor de broeders die te Emden de eerste Nederlandse gereformeerde kerkorde vaststelden.
Smilde
A. van Harten-Tip
1 Omdat deze synode geen Generale Synode was, konden de afgevaardigden geen nieuwe kerkorde opstellen. Zij konden wel uitleggen wat de bedoeling ervan was en sommige zaken uitwerken.
2 Dit betekent dat de generale synode de voor Holland en Zeeland afgesproken uitwerkingen van de kerkorde van Emden en de regelingen voor de eredienst overnam.
3 Het stadsbestuur of de plaatselijke overheid