Geloofskracht
Het moet gezegd: Voor veel christenen is het een minimaal stroompje geworden. We zongen vroeger Joh de Heer 132: “Heer, ik hoor van rijke zegen, die Gij uitstort keer op keer.” Dat is mooi en rijk gezongen. Maar dan volgt het minimale: “Laat ook van die milde regen, dropp’len vallen op mij neer.” Wij zijn zo vaak en zo gauw tevreden met het minimale en jagen zo weinig naar de vervulling en de volheid. Met eerbied gesproken: wanneer de Here het ons met bakken vol wil geven, moeten wij niet aankomen met een klein kommetje. Laat ik het mogen toespitsen op het geloof.
Ik geloof...
Ik hoor het mensen zeggen: ‘Ik geloof’. Wanneer iemand dat zegt zijn we ook als christenen daar vaak al best tevreden mee. Vragen niet door van: “Waarin dan?” Of beter: “In wie dan?” Of: “En wat doet dat met jou? Wat werkt dat uit?” Nee, ik geloof... nou prima. Niks prima natuurlijk. Als rechtgeaarde gereformeerden moeten we dan op zijn minst iets willen proeven van ‘door de Geest gewerkt’, ‘met de Geest vervuld’. Anders wordt het een slappe slogan, zoals je die tegenwoordig hoort: ‘Ik geloof... ik geloof... in mensen.’ Dan komt de aap uit de mouw en heb je de idee dat dat in ieder geval niets met het christelijke geloof te maken heeft, althans niet in de eerste plaats. Uiteraard hebben we er ook wel een handje van gehad om ‘het geloof’ te definiëren. Zondag 7: ‘Geloven is een zeker weten en een vast vertrouwen.’ Dat is werkelijk prachtig gezegd en dat kan de eeuwen doorstaan. Maar voor heel wat kerkmensen is het een formule geworden die ze wel kennen, maar waar de glans en glorie vanaf is. Nee, het wil gezegd en geloofd worden met tintelende ogen en een warm hart. Geloven in God is niet een gedachtengang, dat ook, maar vooral en daarbij ook omgang.
Vol van de Geest
In Hand. 2:4 staat “en zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en begonnen met andere tongen te spreken, zoals de Geest die gaf uit te spreken”. Geloof wordt merkbaar in beleving. Geweldig natuurlijk dat ‘verrukt van vreugde’ zijn. Maar het heeft toch iets privés. Ik en mijn gevoel. En dat mag en moet er zijn. Maar geloof wil vooral ook gedeeld worden en God heeft daarvoor ons een mond gegeven en, niet te vergeten, de opdracht: “Jullie zullen mijn getuigen zijn!”
Inzicht in de Schriften
Geloofskracht, zo blijkt ons op het Pinksterfeest, begint met inzicht in de Schriften. Vervuld wordt dan wat de Here Jezus had beloofd ten aanzien van de Heilige Geest in Joh. 15:25,26 en Joh. 16:12-15. “Die zal u alles leren en u te binnen brengen al wat ik gezegd heb” en “Hij zal u de weg wijzen naar de volle waarheid... de toekomst zal Hij u verkondigen”. Het is opmerkelijk dat na de uitstorting van de Heilige Geest het inzicht in de Schriften welhaast vanzelfsprekend is. Petrus staat op en verkondigt, in de eerste Pinksterpreek ooit gehouden, Jezus. Hij verwijst daarbij vele malen naar de Schriften. De Geest doet hem verstaan wat de Schriften bedoelden. Ook de schrijvers van de Evangeliën verwijzen, onderscheiden naar hun doelgroep, naar de Schriften. Mattheüs nog wel het meest. Regelmatig lees je in zijn evangelie “opdat de Schrift vervuld zou worden”. Op andere plaatsen lees je dat pas na de uitstorting van de Heilige Geest de discipelen begrepen waarop Jezus doelde. Denk aan Jezus’ woorden over het afbreken van de tempel in Joh. 2:13-22. “Toen Hij dan opgewekt was uit de doden, herinnerden zijn discipelen zich, dat Hij dit gezegd had, en zij geloofden de Schrift en het woord, dat Jezus gesproken had.” vergelijk ook Joh. 7:37-39. Het verstaan van de Schriften is dus niet zuiver een ‘technisch-theologisch’ begrijpen van wat de Here gezegd heeft. De theologie als wetenschap heeft zo haar plaats en betekenis. Rijk zijn de uitkomsten van heel veel theologisch onderzoek en erudiete mannen en vrouwen op dat gebied hebben Gods kerk met hun wetenschap geweldig gediend. Maar ook altijd moet gerekend worden met het surplus, namelijk de Schrift verstaan door de Heilige Geest. Het gebed om de verlichting met de Heilige Geest voor elke kerkdienst is geen loze formaliteit. De dienst / de preek staat of valt er mee. Het zet alles onder hoge spanning, want een Godswerk moet gebeuren door middel van de prediker en in de harten van de hoorders. Het zet ook alles in de ontspanning: De Here zal het doen door Zijn Woord en.... Geest. Ik kan u daarvan getuigen en anderen met mij.
Woordkracht
Wat mij ook altijd opvalt in Hand. 2 na de uitstorting van de Heilige Geest is, wat ik dan nu maar even noem, woordkracht. In Hand. 2:4 lezen we tot twee keer toe het woord ‘spreken’. Treffend vind ik wat staat in Hand. 2:14 dat Petrus zijn stem verhief en oproept om zijn woorden ter ore te nemen. Dat is niet alleen om de schare wat tot stilte te manen. Er zit ook iets heroïsch en herautisch in: hier spreekt een Godsgezant! Het Sanhedrin wil de apostelen het zwijgen opleggen, maar Petrus verweert zich dan o.a. met de woorden: “Wij kunnen niet nalaten te spreken van wat wij gezien en gehoord hebben”, Hand. 4:20. Ook Hand. 4:31 legt het verband tussen de Heilige Geest en de woordkracht: “en zij werden allen vervuld met de heilige Geest en spraken het woord Gods met vrijmoedigheid.” Heel wat kinderen van God lijken op een conservenblikje. Werkelijk ze hebben veel goeds in zich qua geloof in de Here en liefde voor de Heiland, maar zo vaak heb ik moeten meemaken dat ze het zo moeilijk konden uiten en vertellen. Dat zal iets te maken hebben met ons nuchtere karakter of met ons sober gereformeerd zijn, maar het is wel jammer. Per saldo is een christen een open conservenblik. Wat er in zit, komt er ook uit. In prediking en getuigenis. Ik denk dat er heel wat kinderen van God met teveel schroom zijn, omdat ze denken dat ze dan wel ‘heel veel kennis en op alle vragen een antwoord moeten hebben’. Dat is helemaal niet zo. We hoeven, om zo te zeggen, met de buurman over de heg niet een hele theologie te hengelen, maar alleen maar de Naam van Jezus te belijden. En eerlijk, wanneer je dat gewoon gaat doen, dan zul je er versteld van staan dat de Heilige Geest je inzicht geeft in de Schrift en woorden in de mond.
Assen
Stoffer Otten