Vrijmoedigheid en hulp op zijn tijd
Hebreeën 4:16
Uit bovenstaande tekst licht ik het woord vrijmoedigheid. Ook geef ik bijzondere aandacht aan de slotwoorden.
Vroeger hoorde ik vaak dat mensen geen vrijmoedigheid hadden om avondmaal te vieren. Ongetwijfeld komt het nog altijd voor dat mensen dat niet durven. Anderen hebben die vrijmoedigheid wel. Maar hebben zij die vrijmoedigheid op de manier zoals dat in de tekst wordt bedoeld? Want daarin gaat het niet om de durf die je uit je zelf hebt. En ook niet om de moed van het geloof, hoewel dat er natuurlijk wel mee te maken heeft. Het woord dat de schrijver van Hebreeën gebruikt is een heel specifiek woord. Vrijmoedigheid was een woord dat toentertijd gebruikt werd in het maatschappelijk verkeer. Er werd het recht mee aangeduid dat een vrije burger had om in de volksvergadering mee te spreken. Alle vrije burgers hadden die vrijmoedigheid, ook wie dat niet voelde en wie niet meesprak.
Datzelfde geldt voor de burgers van het Koninkrijk. Door Christus zijn zij vrijgekocht; ze zijn vrije burgers geworden. Door Christus is Gods troon een troon van genade geworden. Zij mo-gen tot God gaan om barmhartigheid en genade te krijgen. Want zij hebben goddelijke, geldige rechten gekregen. Dat is hun vrijmoedigheid. Die ligt niet in henzelf, niet in hun durf of in de moed van hun geloof. Die ligt alleen in Christus.
Behalve deze fundamentele overeenkomst in de vrijmoedigheid van een vrije burger en een burger van het Rijk van God is er ook een belangrijk verschil. Een vrije burger mocht in de volksvergadering meespreken, maar hij was dat niet verplicht. In het Godsrijk worden allen geroepen mee te doen. Daarom zegt de apostel in Hebr. 10:35: Geef uw vrijmoedigheid niet prijs. Je geeft die vrijmoedigheid op door niet te doen wat de Here van ons vraagt. Door te getuigen dat je geen vrijmoedigheid hebt óf door vrijmoedigheid in jezelf of in je geloof te zoeken.
Het moet duidelijk zijn dat vrijmoedigheid om tot God te gaan alleen buiten onszelf ligt. Het recht tot de troon der genade te gaan, ligt in de genade die Christus verwierf.
Zonder (geloof in) Hem is er geen toegang tot God, ook niet voor de meest religieuze mens. Maar door Hem is die toegang er. Daarom de aansporing om met vrijmoedigheid toe te gaan tot de troon der genade. In de overtuiging dat de Koning gratie geeft aan ieder die daar om vraagt. Dat doet Hij om Christus’ wil. Christus is de grote Hogepriester die het offer van zijn leven bracht. Daarom eindigt de apostel met de verzekering dat wij hulp verkrijgen te gelege-ner tijd.
Wat betekenen de woorden: hulp verkrijgen te gelegener tijd? Als het God gelegen komt. Hij helpt op zijn tijd. Zo worden deze woorden vaak opgevat. Dat troost veel mensen. Toch wordt op deze manier de troost schraler opgevat dan hij bedoeld is.
Graag verwijs ik in dit verband met Calvijn naar 2 Kor.6:2. Daar staat: ten dage des heils ben Ik u te hulp gekomen. Zie, nu is het de tijd van het welbehagen; zie, nu is het de dag van het heil.
Toen God Jezus zond was het zijn tijd om te helpen. Toen was het de volheid des tijds, de dag van het heil. Door zijn komst en werk mogen we ook vandaag zeggen: het is de tijd van het welbehagen. Het is het heden der genade.
Als het nu zijn tijd is, is het nu ook onze tijd. De tijd om gehoor te geven aan de aansporing: laten we met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade om barmhartigheid te ontvangen en genade te vinden om hulp te verkrijgen op zijn tijd.
Amersfoort
D. Visser