Die haan. Die haan. Steeds weer hoor ik het geluid van die haan in mijn hoofd. Verraad. Drie keer achter elkaar nota bene. Hoe kon ik zo stom zijn? Wat bezielde me om de Meester zo te verloochenen. En nu? Hier zit ik dan, weggestopt in een hoekje, jankend als een klein kind. Alles is voorbij. Niks geen Petrus meer. Het is weer simpele Simon. O als ik er aan denk wat ik allemaal gezegd heb? Ik zou de rots zijn, de man met de overtuiging, de belangrijkste discipel. Niks is ervan over. Ik kan mijn boot wel weer gaan opzoeken. Wat zullen ze thuis zeggen? Jezus, die kon van alles, maar uiteindelijk heeft het Hem niet geholpen. Waarom verweerde Hij zich niet bij zijn aanhouding? Hij heeft toch alle macht. Hij was toch Gods Zoon. Hij kan toch alles? We zouden ons moeten bevrijden van de Romeinen in plaats van ons te laten arresteren. Ons? Ja, straks pakken ze mij ook nog op als handlanger. Ik had dat zwaard bij me. En de anderen? Waar zouden ze zijn? Johannes, die had lef. Die bleef gewoon achter op de binnenplaats, straks pakken ze hem ook nog op. Wat moeten we nu verder?
En Jezus? Wat doen ze met Hem? Ik moet het weten. Laat ik toch maar proberen op een afstandje alles in de gaten te houden. Wat hoor ik? Kruisig Hem, kruisig Hem! Nee toch, gaan ze Hem echt kruisigen? Hij heeft niks fout gedaan. Ik ben degene met de grote mond, het scherpe zwaard. Hij is de zachtheid zelve. Nou ja, niet tegen de farizeeën en zo, maar daar had Hij wel groot gelijk in. Wie roepen dat nou, zijn dat onze eigen mensen? Hoe is het mogelijk, zijn ze allemaal gek geworden? Ach, er is er maar een gek, dat ben ik. Ik ben een droom achternagelopen. Ik dacht het gemaakt te hebben. Nu is alles over.
Toch snap ik het niet. Hoe kan iemand die zoveel macht heeft zich nou zomaar laten oppakken. Alles kon Hij, de wind en de zee maakte Hij stil, de zieken maakte Hij beter. Toen bij Jaïrus, dat was toch echt. Zijn dochter was wel degelijk dood. Wat wil Hij toch?
O nee, daar gaan ze al. Ik zie Hem middenin de stoet. Hé, iemand moet het kruis voor Hem dragen, hebben ze Hem zo gemarteld? Laat Hij dat allemaal toe? Arme Jezus, waarom vaag je ze niet met één woord weg. Kun je nou helemaal niets meer?
Of, wil je niet, is dat het?
Laat Hij zich zomaar afslachten, als een lam op de slachtbank bij de Tempel? Dat kan toch niet? Hij heeft toch alle macht. Zou Hij echt niet willen? Ze gaan naar Golgotha, ik moet zien dat ik er ongezien in de buurt kom. Die andere twee hangen al, daar gaat Hij. Hij zegt wat tegen ze. Ik moet nog dichterbij zien te komen. O kijk, daar staan de Maria’s en Johannes is er ook. Ik blijf mooi hier, straks ontdekken ze me nog. Vergeven? Wat zegt Hij nou? Moeten we de anderen vergeven? Wacht eens even. Zei Hij ook al eens eerder niet zoiets? Dat we heel vaak de ander moesten vergeven. Zelfs nu? Zou Hij mijn verraad ook kunnen vergeven? Zou Hij hier dan toch een bedoeling mee hebben? Hij heeft wel zoiets voorspeld natuurlijk, maar dat was toch puur hypothetisch, toch? Wat zegt Hij nu?
Volbracht? Hoezo volbracht? Wat volbracht? Komt Hij nu van het kruis af? O nee, Hij gaat dood. Hij gaat echt dood! O Jezus, lieve Jezus, mijn alles, waarom toch? Als U mij hoort help me. Red me. Hemelse Vader laat me begrijpen wat de bedoeling is. Ik snap het niet. We kunnen toch niet zonder Uw Zoon? Ik moet zien dat ik Johannes te pakken krijg. Jezus zei iets tegen hem. Dat Hij dat nog kon terwijl Hij daar hing. Dat moet wel heel belangrijk zijn. Daar lopen ze, ze gaan vast naar het huis waar we het paasfeest gevierd hebben. Toen was Judas er nog bij, die gemene verrader. Maar ben ik eigenlijk zoveel beter? O Jezus was je maar hier. Ik schaam me zo. Kan het ooit nog goed komen? Zullen we het ooit begrijpen?
Art van der Molen, Bierum