Tijdens deze adventsperiode zullen een aantal lezers van het kerkblad, aan de hand van een lied of gedicht, vertellen hoe zij toeleven naar kerst.
Samen één in Hem
Het oude Isrel leefde in een nacht:
het volk werd opgevoed door schriftgeleerden
en farizeeën, die de wet hanteerden,
maar door wie ’t Evangelie werd veracht.
Zij maakten zèlf steeds wetten, groot en klein,
en eisten dat het volk ze na zou komen.
Ze waren met zichzelf zéér ingenomen
en meenden ’t ware Israël te zijn.
Toch had God kind’ren in Jeruzalem.
Al kennen wij niet allen bij hun namen,
’t geloof in de Verlosser bracht hen samen.
’t Was donker, ja, maar zij verwachtten Hem.
We kennen Anna, d’ oude weduwvrouw,
die graag vertoefde in het Huis des Heeren.
Ze wenste dag en nacht haar Koning t’ eren;
gelovig steunde ze op ’s Heeren trouw.
Haar hoop werd niet beschaamd; op zeek’re dag
gebeurden in de tempel wond’re dingen:
want Simeon mocht vol verwond’ring zingen
van ’t Kindeke, Dat in zijn armen lag.
Maar ook in Anna’s hart viel hemels licht:
ze zag in Hem het Zaad, beloofd in Eden,
ze heeft als haar Verlosser Hem beleden,
en daarna zich tot anderen gericht.
Anna vergat haar zielenvrienden niet
die, net als zij, Messias’ komst verwachtten
en naar de komende verlossing smachtten:
ze heeft aan hen verteld wat was geschied.
Zo mocht men in de stad Jeruzalem
gemeenschap van de heiligen beleven.
Groot was het voorrecht dat hun was gegeven:
ze waren allen samen één in Hem.
Christien de Priester
Dit gedicht past zo goed in onze tijd is mijn mening. Ook nu leven we in een donkere tijd, net als toen de Heere Jezus werd geboren. Veel kerken sluiten omdat de mensen God niet meer nodig denken te hebben en dat in een land wat zo bijzonder door de Heere gezegend is. Het lijkt er op dat ook ons land God niet meer nodig heeft.
In die donkere tijd werd het beloofde Kind geboren. Hij heeft ook beloofd dat Hij terug zal komen, maar dan in volle heerlijkheid!
Zien wij uit naar Zijn komst? Hij heeft het toch beloofd? Ook Simeon en Anna zagen uit naar het beloofde Kind, omdat de Heere het had beloofd. De Heere kent degenen die naar Hem uitzien. Aan hen verscheen Hij, ook toen Hij opstond uit de dood.
Mijn wens is dat het bij ons niet zo zal zijn dat wij met van alles en nog wat bezig zijn en geen tijd hebben om uit te zien naar Hem. Hij heeft ook nu Zijn kinderen overal en Hij kent ze bij name. Hij heeft alles ondergaan om ons te verlossen van de eeuwige dood.
Daarom mag ik ook uitzien naar Kerst om Hem terug te verlangen uit de Hemel in al Zijn glorie. Dat we net als oude Anna met allen er over spreken die Hem verwachten, omdat Hij het heeft beloofd. Dat er een volk mag zijn dat naar Hem uitziet en bidt: Kom Heere Jezus, kom haastiglijk.
Dan zijn we allen één in Hem!
De Falom
R. Rozema – van der Wal