Al meer dan vierhonderd jaar wordt er in ons land gepreekt over de Heidelbergse Catechismus. Deze prediking heeft een belangrijke plaats ingenomen in de gereformeerde kerken. Ook nu nog is dat het geval, vooral in de meer behoudende kerken. Prof. dr. A. Baars heeft een studie gepubliceerd over de geschiedenis van de catechismuspreek in Nederland.
In 1586 besloot de nationale synode van 's-Gravenhage dat predikanten in de middagdienst uit de catechismus moesten preken. De invoering van deze regel was echter niet overal even gemakkelijk. Toch hielden de kerken eraan vast. De synode van Dordrecht die in de jaren 1618 en 1619 werd gehouden, zette een streep onder de genoemde bepaling: de 52 zondagen moesten in één jaar worden behandeld. Zo konden kerkmensen met de gereformeerde leer vertrouwd worden gemaakt.
Bijbeltekst of catechismustekst
Lange tijd namen predikanten bij hun catechismuspreek het uitgangspunt in een bijbeltekst, tot ver in de negentiende eeuw. Daarmee wilden zij aangeven dat de catechismus anders dan sommigen beweerden, is gebaseerd op het Woord van God. De vraag is of de bijbeltekst dan ook echt functioneerde in de preek. Niet dus. Er kwam dan ook verandering. Vanaf het begin van de twintigste eeuw nemen predikanten doorgaans hun uitgangspunt in de catechismustekst zelf. Deze is op zichzelf al een betrouwbare weergave van het getuigenis van de Schrift. De predikant volgt dan de catechismustekst. De zondagsafdeling zelf bepaalt de inhoud van de preek. Het gegeven dat deze afdeling op de Bijbel is gebaseerd, blijkt ook uit de bijbelteksten die onder de vragen en antwoorden staan vermeld.
Vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw wordt deze manier van uitleg minder. Dan komt sterker het bijbelse spreken in de preken naar voren. Dat spreken is dan in heel de prediking over de desbetreffende zondagsafdeling verweven. Datzelfde gebeurt vandaag ook met de toepassing: de toepassing wordt in het geheel van de preek verwerkt. Uitleg en toepassing, zo is de gedachte, zijn onverbrekelijk aan elkaar verbonden. Die aanpak is niet altijd gevolgd. Tot in de twintigste eeuw kwam de toepassing doorgaans na de uitleg. Het gevaar daarvan is duidelijk: de toepassing kan gemakkelijk loszingen van de uitleg. Vandaar de andere aanpak.
Actualiteit
Tot ver in de twintigste eeuw besteedden predikanten nauwelijks aandacht aan actuele zaken. Ze gingen uit van de altijd gelijkblijvende waarheid van het Woord van God. Het Woord is altijd actueel! Wel gingen predikanten naar aanleiding van de uitleg van de tien geboden in op zaken die in hun eigen tijd speelden.
Vroegere predikanten vonden in oude en nieuwe dwalingen een dankbaar onderwerp. Ze bespraken bijvoorbeeld dwalingen van de Rooms-Katholieke Kerk, de Lutherse Kerk en de Wederdopers. In de weerlegging daarvan schuwden ze scherpe bewoordingen niet. In de zeventiende eeuw klonk soms door dat een predikant hoorde bij de volgelingen van Voetius of Coccejus. De laatste decennia besteden predikanten echter minder aandacht aan de bestrijding van niet-schriftuurlijke opvattingen. Volgens prof. Baars zijn ze soms wat verlegen ten aanzien van de sterk verdedigende toon die hier en daar in de catechismus klinkt. Toch kan een predikant niet om de weerlegging van dwalingen heen. De vraag is of dat altijd op even scherpe wijze moet gebeuren als soms in de catechismus wordt gedaan. Denk aan wat wordt gezegd over de rooms-katholieke mis.
Een predikant die over de catechismus preekt, heeft alle aanleiding om pastorale en geestelijke leiding te geven aan de gemeente. De bewoordingen nodigen hem uit de betekenis van de catechismus voor het geestelijk leven naar voren te brengen. Ze dwingen in feite daartoe, aldus prof. Baars. Dikwijls vraagt de catechismus naar de troost of het nut van een bepaald aspect van het heil.
Praktisch geestelijk
De catechismus is opgebouwd uit vragen en antwoorden. De vragen worden gesteld door een leraar die de leerling wil onderwijzen. Zo hebben de opstellers deze opzet bedoeld. De leerling moet het goede antwoord geven en dat leren. In de begintijd van de catechismusprediking lag de nadruk op het onderwijs aan de gemeente en in het bijzonder de jeugd. In een latere tijd wordt degene die de vraag stelt vaak gezien als een gelovige die aarzelt en onzeker is, een zondaar die worstelt met de vraag hoe hij kan delen in het heil. Degene die dan het antwoord geeft, is een gelovige die zeker mag weten dat de genade van God voor hem bestemd is.
Het blijkt dat een predikant vanuit verschillende invalshoeken geestelijke leiding kan geven vanuit de catechismus. Hij kan dat ook doen naar aanleiding van de indeling van het leerboek in zondagen over ellende, verlossing en dankbaarheid. Veel predikanten uit het verleden gaan ervan uit dat daarmee een tijdsvolgorde is bedoeld: eerst komt de kennis van zonde en ellende, pas daarna de kennis van verlossing. Wie zijn ellende niet kent, kan geen kennis hebben van zijn verlossing, zo wordt gezegd. Als je geen besef hebt van ziekte, hoe zou je dan een arts zoeken? Een van de opstellers van de catechismus, Zacharias Ursinus, heeft daarop gewezen.
In onze tijd wordt daarover vaak anders gedacht. Velen zeggen dat deze drie zaken bij elkaar horen. Wie gelooft, heeft én kennis van ellende, én kennis van verlossing én kennis van dankbaarheid. Die drie gaan altijd samen. Ze horen bij elkaar. Je hoeft niet eerst aan bepaalde eisen te voldoen voordat je bij Christus mag komen.
Apeldoornse studie
De genoemde publicatie is een uitgebreide versie van de rede die prof. dr. A. Baars heeft uitgesproken op 3 september 2012 bij de opening van het huidige cursusjaar van de Theologische Universiteit te Apeldoorn. Prof. Baars die onder meer predikkunde doceert aan de Apeldoornse universiteit, heeft talrijke catechismuspreken bestudeerd. Daaronder zijn preken die honderden jaren geleden zijn opgeschreven. Soms zijn deze bijna letterlijk uitgesproken. In de achttiende eeuw bijvoorbeeld zijn preken van ds. Smytegelt in de kerk van Middelburg in steno genoteerd, daarna uitgewerkt en uitgegeven. De studie vermeldt een lijst van vijftig bundels met preken over alle catechismuszondagen. De meest uitgebreide prekenserie is die van J. van Sliedregt. De serie die zes delen omvat, is verschenen in de jaren tachtig van de vorige eeuw en telt 187 preken.
De laatste tientallen jaren loopt in veel kerken de belangstelling voor de catechismuspreek terug. De Protestantse Kerk in Nederland verwijst op een 'tamelijk vage manier' naar de mogelijkheid om een tweede dienst te beleggen. De kerkorde van dit kerkverband wijst in dit verband helemaal niet meer op de catechismusprediking. Ook in kleine gereformeerde kerken ligt de catechismusprediking onder vuur en neemt de belangstelling daarvoor af. Prof. Baars wijst erop dat velen niet meer naar de kerk komen voor onderwijs in de leer van de Schrift, maar om geraakt en gevoed te worden in hun beleving. Ook speelt mee dat het kerkbezoek afneemt, vooral in de tweede dienst. Volgens prof. Baars zal de catechismusprediking toch haar positie behouden in het kerkelijk leven in Nederland, hoewel minder dominant dan in het recente verleden. De regelmatige verkondiging van de leer van de Schrift en de prediking over de Heidelbergse Catechismus in het bijzonder is volgens de hoogleraar van vitaal belang voor de kerk in deze tijd.
De titel van deze Apeldoornse studie over de geschiedenis van de catechismuspreek verwijst naar een woord van Hermann Friedrich Kohlbrugge. De overlevering vertelt dat hij op zijn sterfbed de volgende gedenkwaardige woorden sprak: 'De Heidelberger! De eenvoudige Heidelberger! Houdt daaraan vast, kinderen! Gij kunt uit uzelven niet één enkele waarheid verstaan; maar het is alles begrepen in deze catechismus, zoals ik het u geleerd heb'.
De studie is te bestellen bij de Theologische Universiteit te Apeldoorn (tel. 055 577 57 00).
Feanwâlden
D. J. Steensma
Naar aanleiding van: A. Baars, 'De eenvoudige Heidelberger …!' Een korte geschiedenis van de Catechismuspreek in Nederland, Apeldoornse studies nr. 59, Apeldoorn 2012, 73 blz., ISBN 978 90 75847 36 9, prijs € 9,95.