Een christen zal soms met minder genoegen nemen dan hij op grond van Gods geboden zou moeten nastreven. Een compromis heeft echter zijn grenzen. Het is geen vanzelfsprekende zaak. Wat zijn dan de grenzen van een compromis?
In de beide vorige artikelen heb ik omschreven wat ik onder een compromis versta: je neemt genoegen met minder dan datgene waarnaar je zou moeten streven gezien Gods wil. Maar er zijn grenzen aan het compromis. Het mag geen spelletje worden. Hoe zou je kunnen handeldrijven met de wil van God en doen alsof je het beheer van de gehoorzaamheid aan die wil in eigen hand hebt?
Lijden aan de noodsituatie
Een van die grenzen ligt in ons eigen hart. Dat is het lijden aan het compromis. We gaan die grens over als we geen pijn meer voelen over het feit dat we met minder genoegen moeten nemen dan we zouden moeten nastreven. Dat is als we geen moeite meer zouden hebben met wat we hebben besloten en zelfs blij zijn dat we die weg kunnen gaan, die gemakkelijker begaanbaar lijkt. Gaan we die grens over dan komen we in het land van luiheid, gemakzucht en toegeven aan zwakte, of van lafheid omdat we geen keuze durven maken. Of van slimheid, boerenslimheid, zoals Bonhoeffer zei. Of er is domheid in het spel, gewoon niet willen nadenken. Of eigenbelang en genotzucht. Dan zijn we vooral met onszelf bezig, hoe we de moeilijkheden van het leven kunnen tackelen. Hoe we als een manager in het bedrijf van gehoorzaamheid zaken zouden kunnen doen.
Voorwaarde voor een compromis is onze innerlijke houding. Dan voelen we pijn omdat niet mogelijk is wat wel zou moeten. Wanneer dat verdriet ontbreekt, gaan we een grens over. Dan leven we in het gebied waar wij onze eigen levensregel normaal vinden en niet de wil van God. Alleen daar is een compromis waar we niet anders kunnen, waar lijden is. Dan moeten we handelen, de situatie eist dat, maar we kunnen niet anders dan we doen, met pijn in het hart. Dat is een situatie waar we wel zo en zo moeten handelen omdat anders de naaste nog meer schade wordt gedaan of Gods eer nog meer zou worden geschonden.
Geen andere regel
Een andere grens gaan we over wanneer we een zelfgekozen regel gelijk stellen aan de wil van God. Dan verliest het gebod zijn onvoorwaardelijke karakter. We hebben uit onszelf de neiging te luisteren naar regels die ons een andere weg wijzen dan de wil van God. Een van die regels is dat je jezelf moet verwerkelijken en je gevoelens volgen. Je zou bijvoorbeeld je gevoelens moeten volgen op seksueel gebied. Doe je dat niet dan kun je gefrustreerd raken en lijd je schade, zo is de leuze. Wanneer we deze regel van menselijke zelfactualisatie volgen, gaat hij concurreren met het Woord van God. Ook dan gaan we de grens van het compromis over. Dan komen we op een terrein waar wij zelf ons leven managen met de regels die we zelf goed achten voor ons mens-zijn. Dan wijzen we zelfs op de goede kanten van een weg die uiteindelijk afwijkt van de smalle en heilzame weg van het Woord van God. We gaan dan de voordelen van die eigen weg benoemen. We houden onszelf voor dat we door die andere weg pas echt mens kunnen zijn. Zelfs noemen we misschien het kwade goed. Dat gebeurt er wanneer we een eigen regel plaatsen naar naast wat God ons in zijn Woord leert. Het compromis is dan geen teken meer van een gebroken werkelijkheid, maar een manier waarop je je leven in eigen beheer hebt.
Daarmee gaan we echter wel de grens van het compromis over en is er geen gehoorzaamheid meer aan de wil van God. Die grens is daar waar we ons verder bij het Woord van God vandaan bewegen en niet meer naar dat Woord worden toegetrokken. Het compromis kan geen weg zijn die bestaat in een blijvend overtreden van het gebod van God.
Scheiding
Een voorbeeld is echtscheiding, opnieuw. Wanneer de schuldvraag niet duidelijk is zal de kerkenraad een weg zoeken om verder te gaan. Onze kerkorde stelt dat de mogelijkheden voor een legitieme scheiding in dat geval beperkt zijn. Toch aanvaarden kerkenraden doorgaans ruimere mogelijkheden. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer een huwelijk duurzaam ontwricht is. We kunnen ons voorstellen dat een kerkenraad dan niet altijd een strikte handhaving van de kerkorde voorstaat, maar zoekt naar een begaanbare weg voor beide partijen. Hij doet dat ook omdat het Woord van God daarvoor aanknopingspunten biedt. Dat Woord spreekt over situaties waarin het huwelijk kapot is doordat een van de partners zijn verplichtingen tegenover de ander niet nakomt.
Berust een kerkenraad in een scheiding tussen twee leden van de gemeente, dan kunnen we spreken van een compromis. Hij neemt dan met minder genoegen dan hij op grond van Gods Woord zou mogen verwachten. Te verwachten was verzoening en herstel, heling en een blijvende verbondenheid in liefde en trouw. Maar hij neemt dan genoegen met een uiteengaan om wille van de vrede. De kerkenraad zal ondertussen echter de regel blijven hooghouden dat het huwelijk niet verbroken mag worden. Het moet duidelijk blijven dat de situatie waarin hij berust, tegen het Woord van God ingaat. Dat zal dan bijvoorbeeld ook kunnen blijken in afhouding voor een bepaalde tijd van het heilig avondmaal. Op die manier wordt voor iedereen duidelijk dat dit compromis een pijnlijke aangelegenheid is.
Waar echter een andere regel naast het gebod wordt geplaatst gaan we de grens van het compromis over. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de regel vooropstaat dat je als mens jezelf moet kunnen ontplooien en een huwelijk zou mogen beëindigen wanneer je aan die zelfontplooiing niet meer toekomt. Het evangelie spreekt anders.
Voorlopig karakter
Een derde grens van het compromis ligt in zijn voorlopig karakter. Het kan geen eindstation zijn, geen normale situatie. Wie een compromis sluit, streeft naar verandering en verbetering. Zo niet, dan raakt hij in het kwaad verstrikt. In sommige situaties zal helaas nauwelijks verbetering meer mogelijk zijn. Dat is het geval wanneer na een scheiding de betrokkenen een andere relatie zijn aangegaan. Toch zal dan duidelijk zijn dat in vergelijkbare huwelijksmoeilijkheden de weg van scheiding niet de gewezen weg is. Een kerkenraad zal dan ook geen raad geven tot scheiding. Hij zal willen toewerken naar verandering en verbetering, en willen voorkomen dat we met minder genoegen moeten nemen dan God van ons eist. Maar er zijn genoeg andere situaties waarin wel verandering en verbetering mogelijk is. Anders gezegd: het zal ergens in moeten blijken dat de desbetreffende situatie niet is zoals de Here heeft bedoeld.
Wanneer we echter uitstralen dat de situatie van het compromis een blijvende situatie is en normaal, geven we aan dat we niet leven vanuit de overwinning van Christus. Dan accepteren we de nederlaag. Dan beheersen wij het compromis niet meer, maar dan beheerst het compromis ons. Het kwaad wordt goed genoemd. Of om een beeld van Johan A. Heyns te gebruiken: het compromis wordt een monster dat je afbrengt van je beginsel en berooft van je vreemdelingschap in deze wereld. Dat is niet wat we willen. Wel willen we uitstralen dat het compromis een voorlopig karakter draagt.
Samenvattend: waar we spreken van een compromis nemen we met minder genoegen dan wij op grond van het Woord van God zouden moeten nastreven. Maar er zijn grenzen. We gaan een grens over wanneer we niet aan het compromis lijden, waar we een eigen regel formuleren naast de wil van God, en waar we niet langer streven naar verandering en verbetering. Ondertussen beseffen we dat we in heel ons leven, in welke situatie ook, niet kunnen leven zonder het evangelie van de vergeving van zonden. Juist ook hier wordt duidelijk dat we niet gerechtvaardigd worden door onze werken maar door geloof alleen.
Feanwâlden
D. J. Steensma