Arie de Rover heeft een opmerkelijk boekje geschreven: ‘Leven na de genadeklap’. Dat klinkt natuurlijk tegenstrijdig, genade en klap. In dit boek laat de schrijver zien hoezeer genade een klap betekent voor je ego. Ego staat voor alles waarmee wij onszelf oppoetsen om waardering, betekenis en zekerheid te ontvangen. Van de maatschappij, de kerk en ja, ook van God.
Arie de Rover is coach/counselor en spreekt regelmatig op conferenties en in kerken. In zijn boek legt hij overzichtelijk uit hoe wij ‘in elkaar steken’. Daarom eerst even het volgende onderscheid van hoe ‘het’ werkt bij ons, mensen. Aan de buitenkant is ons gedrag zichtbaar (dat noemen we even niveau 1). Die buitenkant is natuurlijk niet volledig wie we zijn. Want soms/vaak doen we (onbewust) stoerder, vrolijker, vromer of aangepaster dan we zijn. Daaronder bevinden zich onze talenten en kwaliteiten (niveau 2). In de derde laag bevinden zich onze drijfveren, intenties en overtuigingen (niveau 3). Tenslotte (niveau 4): in de kern van onze persoonlijkheid gaat het om onze identiteit, ook wel ‘diepste ik’ genoemd. Dit deel verlangt naar aanvaarding en naar een zinvol en waardevol leven. Anders gezegd: dit deel heeft voedsel nodig.
Hoge prijs voor voedsel voor onze identiteit
Zonder voedsel gaat je ‘diepste ik’ dood. Daarom is ons ‘diepste ik’ een belangrijke bepaler van je drijfveren (niveau 3) en daarmee van competenties (2) en van onze uiterlijke gedragingen (1). Laten we eens kijken wat je er allemaal voor moet doen en laten (gedrag, niveau 1) om aan dat voedsel te komen. De prijs voor je identiteitsvoedsel, zeg maar. Daarover gaat het boek.
Herkenbaar is onze zoektocht naar status. Maatschappelijke betekenis, auto, schoonheid. Dat levert erkenning, aandacht, zekerheid en waardering op. Maar logischerwijs dient zich ook (status)angst aan: de mogelijkheid om hierin te mislukken. Per (sub)cultuur verschillen de ideeën over hetgeen ons status verschaft. In een kerkgemeenschap kan dat behulpzaamheid zijn. Of geleerdheid. Of een bepaald soort taalgebruik. Maar één ding is zeker: status verwerven heeft zijn prijs. En die prijs is niet gering.
Grappig is de vergelijking die de schrijver maakt met mensen in de prehistorie. Die gingen op jacht om hun honger te stillen en in leven te blijven. Wij vandaag proberen ook een prooi aan onze speer te spietsen die statusvoeding geeft. De roofdieren hebben ook een ander gezicht gekregen in onze tijd, bijvoorbeeld: een promotie die niet doorgaat, een dreigend ontslag, de nieuwste auto die je je niet kunt permitteren, in de kerk wordt niet meer naar je geluisterd. Dat je schoonheid afbrokkelt is ook zo’n roofdier. Of verlies van vitaliteit.
Als je succesvol bent, heb je dat aan jezelf te danken, als je mislukt, dan ook. Als we goed kijken is er in onze maatschappij een enorme ruilhandel aan de gang. Om je goed te voelen (op identiteitsniveau) moet je ‘prestaties’ leveren, en je omgeving heeft zo haar eigen ideeën over welke prestaties ertoe doen. ‘Ruilhandel’ is een belangrijk woord in dit boek. Voordat we nu denken: wat een rottige samenleving, een waarschuwing: dit verdiengedrag zit diep in ons. Wij kunnen er vaak slecht tegen als iemand iets krijgt wat hij niet heeft verdiend. Denk aan het systeem van rapportcijfers, bekeuringen, het banksaldo en de provisieregeling. Denk ook maar aan de gelijkenis van Jezus over de arbeiders die lang en kort gewerkt hebben en hetzelfde loon krijgen.
Religieverslaving
Een deel van het boek gaat over religieverslaving. Misschien klinkt dit woord als vloeken in de kerk. Het gaat om het volgende: in kerk en evangelisatie wordt de christelijke boodschap vaak gebracht door deze te koppelen aan de menselijke behoefte om eeuwig voort te leven, of aan de menselijke angst voor de eeuwige hel. En wat kan nu meer verslavend doorwerken in ons gedrag als onze religieuze status quo in geding is? Als er zulke enorme, eeuwigdurende consequenties aan vast zitten? Je gaat er dan toch zeker wel voor zorgen dat je een leven leidt dat binnen het religieuze systeem past. Machtsmisbruik krijgt ook in zo’n religieus systeem enorme kansen. Macht geeft bovendien een identiteitsbevrediging die niet gering is. Jezus wist van dit gevaar en waarschuwde voor het beoefenen van gerechtigheid om gezien te worden. Ook overijverige Schriftstudie kan ons de illusie schenken dat we daardoor het eeuwige leven krijgen.
De Rover noemt twee hachelijke vormen van ruilhandel in de kerk die je ticket to heaven zogenaamd zouden garanderen. Deze vormen zijn: het waarheidsstreven en het heiligheidsstreven. Bij het eerste gaat het om het vaststellen van de juiste leer. Op zichzelf niet verkeerd, tenzij je je eeuwige heil erop baseert. Want dan moet er ook steeds gewonnen worden! Het is een perfecte basis voor kerkscheuringen en oorlogen. Met het tweede, heiligheidstreven, is op zichzelf ook niks mis. Totdat we onze identiteit en onze ticket to heaven gaan baseren op onze mate van heiligheid. Daardoor er is geen ruimte meer om over je zwakheden te praten. De Rover schrijft: ‘En die angst voor afrekening is binnen een religieus systeem helaas vaak terecht.’
We zijn dan vergeten dat leven naar bijbelse maatstaven een gevolg, en geen voorwaarde is van het toelaten van Gods liefde. En dat de kern van zonde niet is: verkeerde dingen doen, maar afgesneden zijn van Gods liefde.
De religieuze verslavingsdynamiek die op de loer ligt moge duidelijk zijn. En dat dit meer verslavend is dan het maatschappelijke ruilhandelsysteem vanwege de eeuwigheidswaarde, is ook gemakkelijk in te zien. De religieuze verslaving staat God juist in de weg. En niet gering ook. Net als de maatschappelijke verslaving. En het staat tegelijk ook onze eigen wedergeboorte in de weg. Fase 1 in elk verslavingsproces is erkenning en inzicht. Dat we doorkrijgen hoe we onze identiteit voeden met behulp van statusachtige zaken die we verkrijgen door ons ‘goeie gedrag’ (niveau 1) en waarvoor we onze competenties en drijfveren in de strijd gooien. Fase 2 in het verslavingsproces is dat we onze identiteit rechtstreeks (dus niet door inzet van goed gedrag) laten voeden door Gods liefde voor ons. Wanneer dit gebeurt ontspringt er in ons een fontein van leven. Een bron die doorwerkt op onze drijfveren, onze competenties en ons gedrag.
Weeënremmers en geboorteperikelen
Zoals de baarmoeder op een bepaald moment het kind verdrijft, zo verdrijft God ons door middel van crisissen uit onze georganiseerde leventjes van ruilhandel. Doordat we ziek worden, of moedeloos, of arm of weet ik het wat. Zodat we gaan ademen op en in zijn Liefde. ‘Verdrijft’ moet tussen aanhalingstekens worden gezet. Want Gods liefde dwingt niet. Zo is God niet.
Hardnekkige weeënremmers zijn: het te druk hebben zodat je je niet bewust wordt van je innerlijke leven; je blijven vasthouden aan schijnzekerheden; beschadigde relaties; een genadearm Godsbeeld. Dit boek is alles behalve wollig. Het is confronterend én bemoedigend, want wie wil niet bevrijd zijn van het zware (religieuze en maatschappelijke) juk en in de vrijheid worden gesteld? Veel Bijbelteksten worden aangevoerd waarmee De Rover duidelijk maakt waar het Jezus om te doen is: de (weder)geboorte van wie we zijn, door zijn liefde.
Hoogeveen
Nynke Sikkema-Holwerda
Naar aanleiding van: Arie de Rover, Leven na de genadeklap, Uitg. Buijten & Schipperheijn, Amsterdam, ISBN 978-90-5881-699-3, 176 pag., € 14,90