De ouden van de stad komen bijeen onder de poort en bespreken de zaken van alle dag.
De oude bleef in de deuropening staan. Een beetje sneeuw was op de mat en over zijn voeten gevallen toen hij de deur open deed. Verrast had hij naar zijn voeten gekeken. Nu dwaalde zijn blik rond door de straat en links over het grote plein van de stad. Helemaal wit. En niet zomaar een beetje wit, een complete metamorfose. Was bij het slapen gaan de stad nog vrieshelder geweest, nu was hij warmwit bedekt onder koude deken, die nog verried waar alle dingen stonden voordat het ging sneeuwen. De oude zou deze dag de eerste zijn die het plein over zou steken. Misschien was dat alle andere dagen ook wel zo, maar dan kon je het niet zo overduidelijk zien. Vandaag wel. Geen mens, zelfs geen kat in de nacht had de dikke laag witheid verstoord met zijn spoor.
De oude merkte een aarzeling van binnen. Het was eigenlijk zonde om de nieuwe dag aan te breken door de maagdelijkheid met zijn voeten te treden. Maar ja, hij kon toch niet de hele dag in de deuropening blijven staan. Bovendien zouden anderen de reinheid van de stad gaan vertreden. Vreemd eigenlijk dat het nieuw wel aangebroken moest worden. Men kan in deze wereld niets ontvangen zonder het door gebruik zijn zuiverheid te ontnemen. Weer een wijze les op de vroege morgen. Misschien zou hij er vandaag in de poort wat aan hebben als de mensen weer over allerlei onzuiverheid zijn mening zouden vragen.
Maar nu kwam dan toch het moment van de eerste stap. Wat zou hij kiezen? Droefenis om vergaande maagdelijkheid of vreugde om een nieuw begin? De oude zet voorzichtig de eerste stap. En dan de tweede. Een glimlach krult om zijn lippen en steeds vrolijker danst hij sneeuwschoppend over het plein. Als het dan toch niet anders kan, kan hij er maar beter een feest van maken. Leve de nieuwe dag!
Almere
P. van Dolderen