We zitten in een vergadering. Een beraad waarin het vooral over seksualiteit gaat. Een van de deelnemers vertelt dat hij met twee andere mannen een bijbelstudiegroepje heeft. Ze komen eens in de drie weken bij elkaar. Het is een bijzonder groepje, want voordat ze met de studie beginnen, geven ze eerst openheid aan elkaar over hun leven van de afgelopen weken. En dan vooral over de pijnpunten, over hun zwakheden en over hun gevoelsleven.
Ze zijn aanspreekbaar en ze spreken elkaar aan. Zo hebben ze dat afgesproken. Een soort biecht. ‘Niet altijd leuk’, zegt hij, ‘maar wel heel erg goed’. Als ik zo’n verhaal hoor, gaat mijn denken gelijk aan de slag. Zelf zou ik ook wel in zo’n groepje willen zitten. Elkaar verantwoording afleggen. Praten over wat zwaar op je hart drukt. Elkaar bij de les houden, of beter gezegd, elkaar bij Christus houden. Dat vergaderen, dat lukt wel. De een weet het goed, de ander weet het beter, enzovoort, maar hoe zit het met onszelf? Soms bezwijken we bijna, maar als ons gevraagd wordt: ‘Hoe gaat het’, antwoorden we vrolijk: ‘Goed’. Wat moet je anders?
Bonhoeffer
Eenzaamheid is een groeiend probleem. Maar eenzaamheid gaat dikwijls nog veel dieper dan we durven beseffen. Veel mensen zijn alleen met hun ellende, alleen met hun zonde. De Duitse theoloog Bonhoeffer heeft daar in zijn boekje ‘Leven met elkander’ aangrijpende dingen over gezegd. ‘De zonde wil met de mensen alleen zijn. Zij onttrekt hem aan de gemeenschap. Hoe eenzamer de mens wordt, des te verwoestender wordt de macht van de zonde over hem, en naarmate de binding aan de zonde weer sterker wordt des te wanhopiger wordt dan nog weer de eenzaamheid. Zonde wil onbekend blijven. Ze schuwt het licht. In het duister van het niet-uitgesprokene vergiftigt zij het hele karakter van de mens. Dat kan gebeuren midden in de vrome gemeenschap’. Indringende woorden. Onthullende woorden ook. Dat kan niet alleen gebeuren midden in de vrome gemeenschap, dat gebeurt midden in de vrome gemeenschap. We moeten zelfs bekennen dat het gebeurt in onze gemeenschap. En dan schrijft Bonhoeffer over de biecht. ‘In de biecht vindt de doorbraak naar het kruis plaats. De wortel van de zonde is hoogmoed. Ik wil alleen met mijzelf rekenen, ik heb recht op mijzelf, op mijn haat en mijn begeerten, op mijn leven en op mijn dood. Geest en lichaam van de mensen zijn door de hoogmoed in vlam gezet; want juist in zijn kwaad wil de mens zijn als God. De biecht tegenover de broeder is de diepste verootmoediging’.
Schoonschip
De Luthersen hebben de biecht behouden. Niet zo gek. Protestanten hebben de biecht afgeschaft, maar op welke manier houden wij elkaar nu in het spoor? Hebben we daar andere vormen voor gevonden? Paulus schrijft in Romeinen 15 vers 14 dat hij er van overtuigd is dat ze daar binnen de gemeente in staat zijn elkaar terecht te wijzen. Maar hoe doe je dat dan? Elkaar de waarheid zeggen lukt wel, maar elkaar terecht wijzen, elkaar het rechte pad wijzen, is een stuk moeilijker. Over het doel en de conditie heeft Paulus ook pittige dingen gezegd. ‘Het doel van alle vermaning is liefde die voortkomt uit een rein hart, een goed geweten en een ongeveinsd geloof’. Als je dat goed leest loop je ook niet meer zo hard. Maar toch, we moeten naar elkaar omzien. Maar in welke vorm moet het dan gebeuren? Het jaarlijkse huisbezoek lijkt me in de meeste gevallen niet het juiste moment. Met een jaarlijks contact bouw je moeilijk vertrouwen op. En vertrouwen is nodig om met je pijn en zonde voor de dag te komen. Naar de dominee toestappen is ook al wat. En dat kun je trouwens ook niet continu doen. Maar je leeft wel continu en de strijd gaat door. Die drie vrienden hebben het nog niet zo gek bekeken. Voordat ze de Bijbel openen maken ze eerst schoon schip. Ze luisteren naar elkaar en wijzen elkaar terecht. Het is ook een goed gekozen, veilig moment. In de schaduw van Gods woord sta je dicht bij elkaar en dicht bij Hem.
Orthodoxe Kerk
Maar er zijn ook andere manieren denkbaar. Een paar jaar geleden woonde ik in Amsterdam een dienst bij van de Russisch Orthodoxe Kerk. In zo’n dienst wordt een appel gedaan op alle zintuigen. Gewaden, wierook, iconen, prachtige zang. En iedereen staat. Natuurlijk sta je. Voor het aangezicht van een heilig God kun je niet zitten. Je staat, knielen is ook een optie. Tijdens de liturgie zag ik ergens aan de kant, buiten gehoorsafstand, een priester staan die de biecht afnam. Ik zag kinderen, stoere mannen, oude vrouwen bij hem komen. Ze praten, knielen, de priester bidt en zegent. Uit een nagesprek begreep ik dat dat biechten breed opgevat moet worden. Je kunt ook om raad vragen over moeilijke en pijnlijke situaties. Soms liggen zonden en wonden dicht bij elkaar. Het was bijzonder om mee te maken. Dat biechten was onderdeel van de eredienst. Het gebeurde in Gods nabijheid.
Evangelische gemeente
Een paar weken geleden was ik in een Evangelische Gemeente, ook in Amsterdam. Zo’n nieuwe gemeente. Een missionaire gemeente in een zeventiende-eeuwse schuilkerk. We hoorden een inspirerende preek. Toen de dienst teneinde liep werd de mogelijkheid geboden voor pastoraat en voor gebed. Op verschillende plaatsen stonden pastorale teams klaar. Terwijl de gemeente nog enkele liederen zong werd er door de pastorale teams geluisterd en gebeden. Ook tijdens de koffie na de dienst ging dat gewoon door. Het verliep allemaal heel natuurlijk. Ik voelde me een beetje arm. Wij calvinisten zijn toch geen ander soort mensen. We delen hetzelfde verdriet, dezelfde angst en dezelfde hoop. Maar waar kunnen wij naar toe? Waarom keren de ouderlingen ons elke week na de dienst de rug toe. En als er bij bepaalde gelegenheden al koffiedrinken is, dan is er toch amper plaats voor een pastoraal gesprek. We houden het liever gezellig. Onze diensten hebben iets van een visser die zijn netten uitgooit maar ze vergeet op te halen. Jammer is het wel.
Krijn de Jong, Urk