In 2012 is in Kampen een congres belegd over homoseksualiteit. Ontwikkelingen in kerk en samenleving vragen een voortdurende bezinning op dit thema. De verscheidenheid aan meningen is groot. De organisatie hoopte dat het congres een aanzet kon geven tot een nieuwe eensgezindheid.
Naar aanleiding van dit congres is een bundel verschenen met de bijdragen van de sprekers. De opvattingen die in de bundel worden verdedigd, laten iets zien van de verscheidenheid binnen protestantse kerken. De samensteller van de bundel, prof. Ad de Bruijne, meent dat een eerlijk gesprek bij een open Bijbel mogelijkheden biedt: het moet dan mogelijk zijn samen op weg te gaan naar één christelijke levensstijl.
Prof. dr. G. Glas vertelt vanuit zijn ervaring als psychiater wat leven met een homoseksuele gerichtheid inhoudt. Wie antwoord wil geven op vragen rondom dit thema zal zich in de ander moeten verdiepen en deelgenoot worden van diens leefwereld.
Dr. M. van Loon borduurt verder op zijn studie over homoseksuele relaties in de christelijke gemeente belicht vanuit Romeinen 1. Van Loon noemt zes punten die binnen de klassieke gereformeerde benadering verder doordacht zouden moeten worden.
Prof. dr. R. Ganzevoort gaat in op het gesprek over homoseksualiteit. Dat gesprek maakt het onderwerp onnodig tot een probleem. Volgens hem moeten we leren omgaan met verschillen van inzicht, ook binnen de kerk. Dat is de uitdaging waar de kerk voor staat.
Tweede identiteit
Prof. dr. A. L. Th. de Bruijne, hoogleraar in Kampen en organisator van het congres, sluit nauw aan bij de klassiek gereformeerde opvatting over homoseksuele relaties. Hij pleit voor homoseksuele vriendschappen zonder dat daarin overigens een intieme seksuele omgang plaatsvindt. Maar dat is misschien te optimistisch gedacht, zo geeft hij toe. Christenen kunnen nauwelijks zulke gemeenschapsvormen tot stand brengen. Daarom zou volgens prof. De Bruijne een tussenoplossing mogelijk moeten zijn voor wie niet in seksuele onthouding kunnen leven. Maar dit 'compromis' mag geen permanente optie zijn. Dat zou niet passen bij de stijl van het koninkrijk van God. Zo'n compromis brengt bovendien geestelijke schade toe aan wie kiezen te leven in zo'n relatie. Zij komen dan in een onoplosbaar gewetensconflict. Zij kiezen dan namelijk verlof voor homoseksuele gemeenschap terwijl zij tegelijkertijd erkennen dat dit niet in overeenstemming is met het woord van God. Dan zouden zij steeds weer vergeving moeten vragen voor iets waarmee zij ook al bij voorbaat hebben ingestemd. Het besef van de gebrokenheid is dan weg. Ook is dan het lijden weg aan een situatie waarin je niet kunt beantwoorden aan wat de Here vraagt. Wel zou volgens prof. De Bruijne vanuit pastoraal oogpunt een voorlopig compromis mogelijk kunnen zijn. Dan berust je tijdelijk in een onvermijdelijke situatie. Hij pleit in dit verband voor terughoudendheid in de kerkelijke tucht.
Dr. A van der Dussen, Nederlands gereformeerd predikant, ziet ruimte voor een compromis dat verdergaat. Hij meent dat de theologie van de Reformatie die ruimte geeft. Volgens hem zouden ook zij die leven in een homoseksuele relatie, ambtsdrager kunnen zijn.
Dr. P. W. van de Kamp schrijft over het pastoraat. Belangrijk is hoe iemand zelf omgaat met zijn gerichtheid. De eerste identiteit van een christen ligt in Christus, niet in homoseksueel-zijn. Dat bepaalt hoe je omgaat met je homoseksuele gevoelens.
Mr. dr. F. T. Oldenhuis, hoofddocent recht en bijzonder hoogleraar te Groningen, wijst erop dat christenen voorzichtig moeten zijn met het uiten van hun visie in het publieke debat.
Verbondenheid met Christus
Aan het begin van het boek schetst De Bruijne hoe de kerk met homoseksualiteit zou kunnen omgaan. Hij schetst drie benaderingen die in de kerk worden voorgestaan: (1) leven in seksuele onthouding binnen de christelijke gemeenschap, (2) intieme vriendschap is mogelijk, zo nodig in een tweerelatie, en (3) seksualiteit zo nodig ordenen in een homoseksuele relatie van liefde en trouw.
Volgens sommigen gaat de laatste benadering nog niet ver genoeg. Er zou een vierde benadering aan moeten worden toegevoegd, namelijk die van een volledige aanvaarding van een gelijkgeslachtelijke relatie.
Dr. W. H. Rose vertelt in een terugblik op het congres over zijn eigen ervaring en worsteling met zijn homoseksuele gevoelens. Hij pleit voor een leven in seksuele onthouding vanuit de verbondenheid met Christus. Rose wijst op de troost van de vriendschap met God.
De bundel wordt afgesloten met het verslag en verwerking van een peiling onder predikanten die De Bruijne in de aanloop naar het congres heeft gehouden. Hij geeft ook een nabeschouwing op de bijdragen in de bundel. Een nieuwe eensgezindheid is er tijdens het congres niet gekomen. De hoofddoelstelling is niet bereikt. Opnieuw werd bevestigd hoezeer opvattingen uiteenlopen. Dat blijkt ook uit de bundel. Deze geeft een divers beeld. Dat tekent de verscheidenheid binnen het kerkelijk leven. De waarde daarvan is dat die situatie eerlijk onder ogen wordt gezien.
Open gesprek
Daarnaar verwijst het woord 'open' in de titel. Belangrijk is dat het gesprek in openheid moet worden gevoerd. Daarom is er tijdens het congres en ook in de bundel ruimte gegeven aan andere geluiden. Sommigen pleiten voor een royale aanvaarding van een homoseksuele relatie, zoals blijkt uit de bijdragen van Gerrit Glas, Ruard Ganzevoort en Marco Derks. Dezen gaan nog verder dan Ad van der Dussen en Fokko Oldenhuis op dit punt. Maar dat is niet de benadering die De Bruijne kiest, ook niet de lijn die gedoceerd wordt aan de Theologische Universiteit van Kampen. Toch is aan die andere lijn ruimte gegeven in een bundel die verschenen is in een bezinningsreeks die uitgaat van de Theologische Universiteit van Kampen. De samensteller van de bundel verdedigt deze keuze: duidelijk wordt dat de overtuigingskracht van de klassieke benadering afneemt. De bundel brengt dat open en eerlijk in beeld.
Luisteren naar elkaar houdt dan ook in dat je een zekere kwetsbaarheid van je eigen positie aanvaardt. Wie meedoet in het gesprek zal zich moeten openstellen voor wat de ander inbrengt. Je moet de feilbaarheid van je eigen kennis onder ogen durven zien en luisteren naar wat de ander tot zijn opvatting brengt. De vraag is waar het gesprek eindigt. Want wat in verschillende bijdragen naar voren wordt gebracht, geeft toch ook wel reden tot ongerustheid. Niet alles wat in de bundel naar voren wordt gebracht is in lijn met het spreken van de Schrift.
De bundel wil eveneens open zijn naar hen over wie het gesprek gaat, mensen die doorgaans in kerk en samenleving in een kwetsbare positie verkeren. Alleen al het feit dat over hen wordt gesproken, doet iets met hen. Maar ook verhoudingen in de gemeente kunnen beschadigd raken. En wat te denken van het gezag van de Schrift? Bij het gesprek over deze thematiek zal daaraan steeds gedacht moeten worden. In elk geval zal dat gesprek nog wel even worden voortgezet. Niet anders zal het gevoerd mogen worden dan vanuit een diepe bewogenheid met broeders en zusters met een homoseksuele gerichtheid en ook vanuit een diepe eerbied voor het spreken van de Schrift.
D. J. Steensma, Feanwâlden
Ad de Bruijne (red.), Open en kwetsbaar. Christelijk debat over homoseksualiteit, TU-Bezinningsreeks nr. 11 (De Vuurbaak, Barneveld 2012) 149 p., € 19,75. (ISBN 978 90 5560 475 3).