Onze westerse maatschappij is in de afgelopen decennia in rap tempo veranderd. Konden we halverwege de vorige eeuw nog spreken van een ‘christelijke’ samenleving, vandaag de dag is daar maar weinig van over. Natuurlijk heeft dat ook z’n gevolgen voor de plaats van de kerk in de samenleving. Het is daarom niet verwonderlijk dat vandaag de dag er stevig nagedacht wordt over de vraag wat het betekent om kerk te zijn. Hoe ben je kerk in een seculiere samenleving?
Een belangrijk aspect van deze herbezinning is het nadenken over ambten en leiders binnen de christelijke gemeente. Eeuwenlang zijn we gewend geweest om onze kerken te laten leiden door de predikanten, ouderlingen en diakenen, maar steeds meer klinkt de roep om hier opnieuw over na te denken. Principiële overwegingen kunnen hier aanleiding toe geven, maar ook heel praktische, zoals bijvoorbeeld de constatering dat het steeds lastiger wordt om de vacatures te vervullen. Onvermijdelijk komt in een dergelijk bezinning ook de vraag naar boven waarom we eigenlijk ambten hebben binnen de gemeente.
Dienstbetoon
De vraag of we wel ambten nodig hebben wordt soms ingegeven vanuit de gedachte dat een formele ambtelijke structuur indruist tegen de vrijheid van de Geest, die aan iedereen in de gemeente gaven verleent (Ef. 4, 7). Waarom moet alles zo formeel en gestructureerd, terwijl we in het Nieuwe Testament een veel vrijer beeld tegen komen?
Hoewel zulke overwegingen heel plausibel klinken, moeten we ze toch niet zo maar voor zoete koek slikken. Ten eerste komen we in de Bijbel ook het beeld tegen van een duidelijk gestructureerde gemeente. We hoeven daarbij alleen maar te denken aan de brieven die Paulus stuurt aan Timoteüs en Titus. Maar bovenal zien we dat overal waar er sprake is van een gemeente, er sprake is van oudsten of opzieners die leiding geven aan de gemeente. Het aanstellen van deze oudsten en opzieners is niet slechts een kwestie van organisatie en structuur, maar juist van gehoorzaamheid aan God.
'Ziet toe op uzelf en op heel de kudde, te midden waarvan de Heilige Geest u tot opzieners aangesteld heeft', zegt Paulus in zijn afscheidsrede aan de oudsten van de gemeenten te Efeze. En in Efeziërs 4, 11 lezen dat God apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraars heeft gegeven om de heiligen (de gemeenteleden) toe te rusten tot het werk van dienstbetoon.
Gegeven
Deze teksten maken duidelijk dat de leidinggevenden binnen de gemeente «cursief» door God zelf gegeven zijn «einde cursief». De herders zijn door God aan de gemeente geschonken en door hen heen wil de Heilige Geest de gemeente opbouwen.
In zijn «cursief» Institutie «einde cursief» verwondert Calvijn zich over dit gegeven. Wat is het verbazingwekkend dat God bij de opbouw van zijn gemeente gebruik wil maken van kwetsbare mensen die vaak te kort schieten!? Naast het feit dat God hiermee een blijk geeft van Zijn goedheid door gebruik de maken van feilbare mensen om zijn schitterende evangelie te verkondigen, zijn er ook nog praktische redenen.
Wij mensen worden op deze wijze geoefend in nederigheid en gehoorzaamheid. Immers, wanneer een engel het evangelie zou verkondigen, of wanneer God zich in majesteit zou openbaren, zou het niet verwonderlijk zijn wanneer we daar naar luisterden. Maar nu God gebruik maakt van gewone mensen, stelt Hij onze gehoorzaamheid op de proef. De tweede reden, aldus Calvijn, is dat we door te luisteren naar bepaalde mensen die aangesteld zijn aan elkaar verbonden worden. Wanneer we allemaal op eigen kracht en naar eigen inzicht God zouden vinden, dan zouden we langs elkaar heen leven. Maar nu we samen komen rondom de persoon die door God is aangesteld worden we aan elkaar verbonden in een hechte gemeenschap. De ambten zijn er dus mede met het oog op de eenheid van de gemeente.
Leiding
Er zou veel meer over gezegd kunnen worden over de noodzaak van de ambten, maar duidelijk is wel dat de gemeente niet kan bestaan zonder mensen die door God aan de gemeente geschonken zijn met het oog op de leiding. Daarbij moeten we dit leidinggeven wel op de juiste manier interpreteren. Allereerst moet het duidelijk zijn dat de ambtsdragers op geen enkele manier de gemeente moeten overheersen. 'Hoed de kudde van God die bij u is en houd daar toezicht op, niet gedwongen, maar vrijwillig, niet uit winstbejag, maar bereidwillig; ook niet als mensen die heerschappij voeren over het erfdeel van de Here, maar als mensen die voorbeelden voor de kudde zijn geworden,' zegt Petrus. De ambtsdragers zijn aangesteld om de gemeente te dienen.
Daarbij maakt het Nieuwe Testament telkens opnieuw duidelijk dat de gemeente alleen door het Woord van de Here geregeerd mag en kan worden. Een opziener moet iemand zijn die zich 'houdt aan het betrouwbare woord, dat overeenkomstig de leer is, zodat hij bij machte is anderen te bemoedigen door het gezonde onderwijs en ook de tegensprekers te weerleggen', aldus Paulus. De ambtsdragers zijn dienaren van Gods Woord en ontlenen hun legitimiteit niet aan hun kwaliteiten of prestaties, maar in hun binding aan het evangelie.
In een volgend artikel wil ik ingaan op de vraag hoe we als gereformeerde kerken vandaag de dag onze ambtelijke structuur vorm moeten geven.
R. G. den Hertog, Groningen