De motoren van het vliegtuig houden zich in. Nog even en dan zullen we landen.
Iets van het land, Turkije, kunnen we al duidelijk onder ons zien liggen. We vliegen langs de kustlijn, gescheiden door water en land. Daar ergens onder ons moet Efes liggen. De plaats die we tijdens onze vakantie willen bezoeken.
Efes, Efeze, dan denk je aan Paulus. Aan Demetrius de zilversmid. Verhalen die je kent uit de Bijbel. Je hebt onder het luisteren van de preek soms geprobeerd er een beeld bij te krijgen. Maar het is moeilijk het je voor te stellen.
Na eerst een beetje geacclimatiseerd te zijn gaan we op pad. De reis van Bodrum naar Efes duurt ongeveer vier uur. We reizen door een vruchtbaar gedeelte van Turkije. Het land kijkt je hier groen aan. De wegen zijn niet slecht te noemen, en er wordt hard gewerkt aan verbeteringen. Het gaat Turkije economisch voor de wind. Het toerisme groeit. En wie kan precies zeggen, hoeveel mensen voor ons al de oude stad Efeze hebben bezocht? Ze komen uit alle delen van de wereld. Wij hadden het voorrecht tijdens ons bezoek de president van Macedonië te zien, die ook Efeze bezocht. Omringd door lijfwachten, soldaten met hun wapen in aanslag, liepen ze ons achterop. De president luisterde aandachtig naar zijn gids en zag ons niet staan. Maar nu loop ik voor de troepen uit.
Laat me proberen u mee te nemen op onze wandeling. Daar waar de haven nu dicht geslibd is, lag de stad, die zeker vier keer is herbouwd, Efeze. Hier ging Paulus ooit aan land. Ik probeer met hem op te lopen en mee te kijken naar wat hij zag.
Via het Stadium lopen we de Havenstraat binnen. Een stijgende weg richting centrum. De straten zijn van marmeren tegels. Glad liggen ze naast elkaar. Om de wandelaar te behoeden voor valpartijen zijn sommige tegels ruw gemaakt door er krassen in aan te brengen.
Ziet u Paulus lopen? Gekleed in een tunica, zeg maar een T-shirt, met daaraan vast een rok. Sandalen aan zijn voeten. Zijn ogen nemen waar wat hij onderweg ziet. Hij blijft even staan bij het oudste reclamebord, dat ik zelf ooit gezien heb. Op een tegel staat een linkervoet afgebeeld, met schuin daarboven een hart en rechts hiervan een vrouwenhoofd. Doorlopend zou hij de betekenis ontdekken. Aan het einde van de straat, links af, dan stond hij voor het ‘Liefdeshuis’. Een groot gebouw, bestaande uit twee verdiepingen. Het Bordeel!
Later schrijft Paulus in zijn brief aan Efeziers: “Laat er bij u geen sprake zijn van ontucht of zedeloosheid’
Door lopend staat Paulus voor de Boekenkast. Zeg maar de bibliotheek van die dagen. Hier kan men boekrollen inzien en lezen. Bij opgravingen vond men het graf van Julius Celsus, die opdracht had gegeven tot het bouwen van de bibliotheek. Zijn lichaam lag opgebaard in een sarcofaag met lood aan de binnenkant. Dit om de ontbinding niet te ruiken. Dit konden de rijke mensen zich veroorloven. Vandaar het gezegde: rijke stinkerd.
Door lopend komen we in de Marmerstraat aan. Een van de drukste straten, van die tijd. Aan de rechterzijde van de straat bevinden zich luxe winkels. Het lijkt op de P.C. Hooftstraat in Amsterdam. Dure parfums en olie, luxe zaken van die tijd, liggen hier uitgestald. De rijke kooplui wonen boven hun winkels. Daartegenover staat het badhuis. Menig uur werd hier doorgebracht. De rijke mensen gingen hier baden en namen hun slaaf mee bij hun wasbeurt. Even verderop had je de algemene toiletten. Grote marmeren platen, met om de vijftig centimeter een gat, met daaronder een uitgegraven geul. Hier gebeurden twee dingen: men toiletteerde en sprak over de dagelijkse gang van zaken. Hier kon men rustig even zitten, weg van de drukte. Muzikanten droegen er zorg voor dat de bijgeluiden niet overheersten. Ik stel me voor dat hier Demetrius zat, met naast zich andere kooplieden. Ik hoor ze praten: ‘We moeten eens met elkaar overleggen hoe we dit zaakje gaan aanpakken. Die Paulus, daar krijgen we last van. Hij weet mensen te overtuigen dat goden die door mensenhanden gemaakt zijn geen goden zijn.’
Paulus, zich toen nog van geen kwaad bewust, staat voor het Theater-Gymnasium rond te kijken. Hier komen de rijke en wijze mensen bij elkaar. Er wordt wat af gedebatteerd. Over wat er in de wereld gebeurt.
Maar laten we eerst even door lopen naar het grote theater, dat in de derde eeuw voor Christus is gebouwd. Met vierentwintigduizend zitplaatsen een enorm geheel. De stad Efeze zelf telde toen ongeveer tweehonderdvijftigduizend inwoners. Hier worden de gladiatoren- en dierengevechten gehouden. Maar ook belangrijke vergaderingen waar de stad getuige van kon zijn. In mijn gedachten zie ik Demetrius staan. Hij had tegen zijn arbeiders gezegd: ‘Jullie weten dat onze welvaart afhankelijk is van dit werk. Ons beroep wordt in diskrediet gebracht door Paulus, en er bestaat ook gevaar dat de tempel van Artemis in aanzien zal dalen en van haar luister wordt beroofd.’
Olie op het vuur. Het galmt tegen de wanden omhoog. Groot is Artemis van Efeze. De menigte loopt te hoop en sleurt twee reisgenoten van Paulus mee. Het geschreeuw duurt wel twee uur. Groot is Artimus van Efeze. Gelukkig brengt de stadssecretaris de menigte tot bedaren. ‘Stop, dit kan zo niet. Als Demetrius en zijn medewerkers een geschil hebben, hebben we daar onze proconsuls voor. We lopen toch al het gevaar dat we ter verantwoording worden geroepen voor het oproer van deze dag.’
Gelukkig loopt het allemaal met een sisser af. Paulus neemt afscheid en vertrekt naar Macedonië. Wacht…. is het toeval dat vandaag de president van Macedonië, meneer Gjorge Ivanov op bezoek is?
Efeze, een stad met een geschiedenis. De Bijbel vertelt erover. De opgegraven restanten spreken hun eigen taal. Hier liep Paulus. Wij lopen er nu.
Johannes op het eiland Patmos schreef: “Ik weet wat u doet, hoe u zich inzet en standhoudt, en dat u de boosdoeners niet verdraagt.”
Maar van de St. Jean kerk, staan alleen de resten nog overeind.
Een symbool?
Douwe Janssen