Lees eens een oud boek. Deze aanbeveling staat in het boek van C.S Lewis getiteld ‘Zeebries der eeuwen’. Een tijdje terug besprak ik dat boek.
Lewis beveelt in hoofdstuk vier van dat boek aan om steeds na drie eigentijdse boeken een oud boek te lezen. Omdat ook vroegere theologen, schrijvers en geleerden hebben nagedacht over dingen die ons nu bezig houden. Wel, Luuk Salomons, mijn ongeveer-bijna-buurman en collega-kerkganger CGK, die dit boek van Lewis ook las, voegde de daad bij het woord. Hij had nog een oud boek van zijn grootvader in de kast staan. Het is van F. Bettex en het heet: <<cursief openen>>Symboliek der schepping en der eeuwige natuur <<sluiten>>. Uit 1899. Zo’n vijftig jaar terug had Luuk dat boek van zijn vader gekregen, maar nog nooit gelezen. Het boek bevat vier delen, waarvan hij nu het laatste deel heeft gelezen: De eeuwige natuur.
Grootvader Willem Salomons
Ik had nog nooit van Bettex gehoord. Luuk ook niet. Maar desalniettemin was het volgens hem zeer de moeite waard. Na wat googelen vond ik deze informatie: Bettex, zoon van een dominee. Groeide op in Württemberg, studeerde in Tübingen wiskunde, natuurwetenschap en kunstgeschiedenis. Was later leraar in Schotland en nog later taal- en tekenleraar aan het luthers-protestants meisjesinstituut in Stuttgart. Hij werd bekend door zijn apologetische boeken.
Ik vraag Luuk naar de ‘geschiedenis’ van dit overgeleverde boek. Luuk: ‘Het is van mijn vader, en die heeft het boek weer van zíjn vader. Die grootvader van mij had een behoorlijke boekenkast. Hij heette Willem Salomons. Hij was boer, evenals mijn overgrootvader. Ook Willems twee broers waren boer en hadden van hun vader alledrie een grote lap grond gekregen dat overgrootvader had aangekocht op de Krim (tussen Hardenberg en Hoogeveen). Die lappen grond moesten eerst nog worden ontgonnen. Mijn grootvader Willem (1874-1948) had veel tijd voor lezen, vooral in de winter natuurlijk. Hij studeerde Engels tot diep in de nacht en was op een Engels krant geabonneerd. Hij schreef voor het Gereformeerde Kerkblad voor Drenthe en Overijssel. In De Krim noemde men hem ‘Willem de Zwijger’. Want hij was niet zo spraakzaam. Vlak voor de tweede wereldoorlog had hij zijn schaapjes op het droge, liet hij een burgerhuis bouwen en ging veel op reis. Zonder vrouw overigens want die hield daar niet van.’
Schepping voor eeuwig
Wat voor moois bracht dit boek jou, zo vraag ik aan Luuk. Luuk: ‘Elke zondag belijden wij de opstanding van het vlees. Maar ik heb het idee dat veel mensen denken dat ze in de vorm van een geest bij God zijn. Maar wat je hier en nu leuk en fijn vindt, dat vind je later op de nieuwe hemel en aarde ook weer fijn. Liefde voor de natuur, muziek maken, dat vind ik mooi om te doen. En dat zal ik dan ook mooi, nog mooier vinden. Bedenk wat Jezus deed toen Hij uit de ‘hemelse dimensie terugkwam’ om met de discipelen te <<cursief openen>>eten en drinken<<sluiten>>. We zullen mensen (her)kennen, en zelfs de mensen die we niet kenden zullen we in één oogopslag doorgronden, zij hoeven zichzelf niet meer voor te stellen, transparant als ze zijn. Net zoals de discipelen bij de verheerlijking op de berg ook onmiddellijk ‘wisten’ dat het Mozes en Elia waren die daar met Jezus spraken.
God heeft de natuur, de schepping, goed gemaakt. Hij zag dat die zeer goed was! De schepping heeft eeuwige waarde. De gebrokenheid zal er straks uit weg zijn, onze waarneming zal verbeterd zijn zodat ons zien, proeven, horen en ruiken vele malen rijker zal zijn. Weet je, die gouden straten waar het boek Openbaringen over spreekt konden mij nou niet direct zo bekoren...’
Concreet en zintuiglijk
‘Als ik je goed begrijp Luuk gaat het er niet alleen om dat mensen (of hun ziel) ‘gered’ worden maar ook de hele schepping?’ Luuk: ‘Ja precies. Ik heb zelf ook wel een tijd gedacht dat de aarde ten dode was opgeschreven. Dat zij vernietigd zou worden, bijvoorbeeld door atoomkracht. Maar dat is onwaar. God heeft alles gemaakt, goed gemaakt. Ook ons lichaam. Bettex schrijft: “Want God heeft den mensch naar lichaam, ziel en geest geschapen, en wil hem eenmaal in Zijn Koninkrijk naar lichaam, ziel en geest opnemen, onthalen, verkwikken, en eindeloos en eeuwiglijk verblijden.”’
Ik vraag Luuk waar hij nu precies zo blij wordt bij dit boek. Luuk: ‘Dat de nieuwe hemel en aarde zo concreet en zintuiglijk zijn. De tijd nu en de tijd straks houden verband met elkaar. Wat we hier en nu doen is een soort voorbereiding op het straks. Hoezo zou dan de schepping daarbij wegvallen? Wat is dan de zín van voorbereiding? Bettex gebruikt daarvoor de beeldspraak van de moederschoot. Kijk naar dit citaat: “Want de gehele Schepping ligt in barensnood; en alle baren gaat gepaard met smart! (...) Mijn en uw onophoudelijk herhaald eten en drinken, (...) al onze zuchten en al onze tranen, (...) - moeten in dit aardsche leven langzaam, maar onweerstaanbaar, het lichtlichaam helpen baren. Evenals onze ziel zich eenmaal in den moederschoot, nog in de duisternis, oogen schiep voor het toekomstige licht, zoo schept de verloste zich thans in den donkeren kerker van het aardsche lichaam onsterflijke oogen (...).”’
Dieren
‘Luuk, het valt me op dat jij, en ook het boek, nogal vaak spreekt over ‘de hemel’ als toekomstige plek. In plaats van ‘nieuwe hemel en aarde’. Hoe zit dat?’ Luuk: ‘Volgens mij bedoelt Bettex met hemel steeds de <<cursief openen>>nieuwe hemel en aarde<<sluiten>>. Zo spreekt hij over de hemel als een plaats waar ook dieren zullen zijn. Denk aan de geschiedenis van Elia die met paarden ten hemel voer. Of neem de toekomstvisie waarin gesproken wordt over de leeuw die geleid wordt door een kind. Ook in het verhaal van Jona blijkt dat de dieren God aan het hart gaan. Zelf denk ik dat de nieuwe hemel en aarde voor hen die ontslapen zijn al gerealiseerd is. Zij zijn ‘uit de tijd’, uit ónze tijd maar in (tijdens) onze tijd al wel bij God. Wij leven in een andere tijd en ruimte dan God en de ontslapenen.’
Ik lees wat door Luuk aangestreepte stukjes in het boek. Zoals de gedachte dat er iets mis is met onze waarneming. Bettex schrijft dat de Paradijsheerlijkheid voor Adam en Eva’s ogen verdween, maar wel bleef bestaan. Zij konden enkel nog ‘het vlammende zwaard van den toorn Gods waarnemen.’ Andersom hoefde Stephanus, die gestenigd werd, immers ook geen ‘astronomische reis’ te maken om de hemel geopend en Jezus aan de rechterhand van God te zien? Alleen ‘zijn ogen werden geopend’.
Dank
Met dank aan Luuk Salomons die ik, als blijk van waardering meteen nog een oud boekje in de maag heb gesplitst. Over schepping en dieren. Zodat hij Lewis’ advies ‘na drie boeken een oud boek’ ook in de nabije toekomst gestand kan doen. En Luuk was nog niet eens door alle delen van zijn voorvaderlijke boek heen...
Nynke Sikkema-Holwerda, Hoogeveen