Bevrijd uit de slavernij van Egypte mocht Israël naar Kanaän gaan. God beloofde een geweldig land, onder andere met olierijke olijfbomen (Deut. 8, 8). De olijfboom is een weldaad voor het oog. Zijn kroon van bladeren blijft altijd groen. God vergeleek zijn volk met zo'n boom: een groene olijf (Jer. 11, 16). Een dichter noemt zichzelf zo, dankbaar voor wat de Here hem geeft (Ps. 52, 10).
Toen de duif die door Noach uit de ark was losgelaten terugkwam, had zij een olijfblad bij zich. De olijftak werd een symbool van vrede.
De olijfboom is een teken van welvaart en rijkdom. De zonen van wie de Here vrezen zullen zijn als jonge olijfbomen (Ps. 128, 3b). Een volwassen, rijpe olijfboom kan maar liefst vijftig tot zeventig liter olijfolie per oogst produceren. Het hout van de boom was geschikt voor houtsnijwerk. Het werd gebruikt bij het versierwerk bij de bouw van de tempel van Salomo.
De boom maakte veel indruk in het oude Israël. Jotam noemt deze het eerst in zijn fabel (Richt. 9). Hij is een lust voor het oog, heeft weinig verzorging nodig, is sterk en kan groeien op plaatsen waar akkerbouw nauwelijks mogelijk is. Mensen legden olijfgaarden aan, ook dicht bij steden. Zie de Olijfberg, aan de oostkant van Jeruzalem.
De oogst van olijven is een beeld van het laatste gericht. De vruchten die hoog aan de boom zitten worden er afgeslagen. Zo zal het gebeuren op de jongste dag (Jes. 24, 13) met diegenen die hoogmoedig hun eigen weg gaan: je denkt dat je hoog in de boom veilig bent, dat God niet bij je kan komen, dat je zijn oordeel zult ontlopen. Nee dus. Hij slaat je eruit, met al je rijkdom aan olie.
D. J. Steensma, Feanwâlden