De suggestie wordt nogal eens gewekt dat de dood bij het leven hoort. ‘Ja’, zegt men dan, ‘de dood hoort er nu eenmaal bij’. Maar is dat eigenlijk wel zo? Hoort de dood bij het leven?
Paulus is er heel duidelijk over: de dood is de laatste vijand van de mens (1Kor.15,26). De dood scheurt pijnlijk uit elkaar wat bij elkaar hoort. Wat een verdriet als er een lege plek in ons leven komt. Dat is niet in woorden uit te drukken. God is de God van het leven. Hij heeft het leven gewild en Hij beschermt het leven. De dood is het loon op onze zonde. We kunnen dus niet zeggen dat de dood bij het leven hoort. Zo heeft God het niet bedoeld.
Wel raakt de dood het leven. En dat op veel gebieden. De dood plaatst ons voor vragen. Soms heel moeilijke vragen. Want hoe lang moeten we bijvoorbeeld doorgaan met een medische behandeling? En hoe moeten we omgaan met uitzichtloos lijden? En heel praktisch: laten we voor de ogen van de nabestaanden de kist van onze overleden geliefde in het graf dalen of is dat te confronterend? En zijn bloemen tijdens de uitvaart eigenlijk wel gewenst? Vragen als deze zijn niet eenvoudig te beantwoorden en vragen om een bijbelse en theologische doordenking.
Medische behandeling
Het toepassen van een medische behandeling is legitiem en bijbels verantwoord. We zeiden al: God heeft het leven gewild en Hij wordt zelfs de Heelmeester genoemd. We mogen dus medische zorg inroepen om onze patiënten in leven te houden.
Wel kan de vraag opkomen hoe lang we een medische behandeling moeten laten doorgaan. Intensieve behandelingen mogen dan vaak levensverlengend werken, de kwaliteit van leven heeft er meestal onder te lijden en de patiënt lijdt hierin het meest. In bepaalde gevallen levert een medische behandeling zelfs mensonterende situaties op. Ook moet eerlijk onder ogen worden gezien dat een patiënt vroeger in dezelfde omstandigheden al was overleden, aangezien de medische wetenschap toen nog niet dermate ver was gevorderd. De vraag dringt: moet er eindeloos worden doorbehandeld?
Mijns inziens zijn er situaties waarin het onverantwoord is om een patiënt de ene operatie na de andere te laten ondergaan, zonder dat de situatie ook maar iets verbeterd. Het blijft een uiterst moeilijke vraag of men een behandeling moet stoppen en wanneer. Desondanks meen ik dat een absolute eerbied voor het leven niet te handhaven is. Een belangrijk criterium hierbij is dat we het sterfproces niet mogen belemmeren. Bij het kunstmatig in leven houden van een patiënt kan daar sprake van zijn. Onze tijden zijn in Gods hand. Ook de tijd van ons sterven is in Zijn hand.
Uitzichtloos lijden
Een andere vraag is hoe we moeten omgaan met uitzichtloos lijden. Als het leven een gave is, mogen we dan - zoals H. Kuitert stelde - ons entreebewijs niet teruggeven aan God?
Bijbels gezien is deze visie onhoudbaar. Ondraaglijk en uitzichtloos lijden mogen niet worden onderschat. Wie kan uitdrukken wat mensen soms moeten meemaken. Maar toch mag het recht niet in eigen hand genomen worden. Ook hiervoor geldt dat God ons stervensuur bepaalt. Laat er een aanhoudend gebed zijn om kracht en ondersteuning om lijden te kunnen blijven dragen.
Laatste afscheid
Het sterven plaatst ons ook voor heel praktische vragen. Bij een uitvaart kan de vraag opkomen hoe de procedure op het kerkhof zal zijn. Laten we bij het laatste afscheid de kist indalen in het graf, voor ogen van de aanwezigen?
Er zijn veel families die deze gang van zaken te confronterend vinden. Men kiest ervoor de kist op een later moment het graf te laten ingaan, als de aanwezigen het kerkhof hebben verlaten.
Toch kan de vraag gesteld worden of hiermee niet de werkelijkheid van de dood wordt ontkend. Het ware karakter van de dood lijkt ermee te worden verzacht. Zeker, de confrontatie met de dood vraagt veel moed. Het zware verlies vraagt om veel troost. Maar de rauwheid van het afscheid moet niet worden gemaskeerd met dergelijke verzachtende omstandigheden.
Hetzelfde geldt voor de aanwezigheid van bloemen. De gedachte kan hierdoor worden gewekt dat de dood letterlijk wordt verbloemd. Ze wordt daarmee ontdaan van haar verschrikkelijke karakter. De vijand gaat dan schuil achter een masker van bloemen.
Tot slot verwijs ik opnieuw naar Paulus. Zijn leven was Christus en zijn sterven was winst (Fil.1,21). Mogen ook wij uit Christus leven? Alleen Hij kan kracht geven als er sprake is van een kruis. Alleen bij Hem kunnen we terecht met onze levensvragen. En alleen in Hem is ons sterven winst. Eeuwige winst.
Remco de Jong, Dokkum
Remco de Jong is masterstudent aan de Theologische Universiteit Apeldoorn