Of met elke appel die in de Bijbel voorkomt, ook een appel wordt bedoeld, daarover zijn de meningen verdeeld. Weliswaar wordt in Hooglied 2 en 7 gesproken over een appel, maar het gaat over een vrucht die zeer zoet smaakt en een heerlijke reuk verspreidt. In de tijd waarin het Hooglied werd geschreven, kwam alleen de wilde appel voor in Israël, en die was verre van zoet. Sommige biologen zijn van mening dat hier wel eens de abrikoos bedoeld kan zijn. De Willebrordvertaling gebruikt het woord kweeappel. In Spreuken 25 wordt dan weer wel gesproken over ‘gouden appels op zilveren schalen’. Zo kostbaar is een woord op de juiste tijd gesproken! En Joël 1, de profetie over het verwoeste land, noemt de appelboom als één van de vruchtbomen die zullen verdorren.
Heel bekend is natuurlijk de appel die Eva gegeten zou hebben in het Paradijs. Maar nergens in de Bijbel wordt de begeerlijke vrucht ‘appel’ genoemd! Hoe komt dat verhaal dan in de wereld? Wel, de Vulgata, de Latijnse vertaling van de Bijbel, gebruikte voor de boom der kennis van goed en kwaad het woord « cursief» malum «einde cursief». Dat woord betekent ‘kwaad’, maar een andere betekenis is ‘appel’.
Niet alleen Eva wordt in verband gebracht met een appel, ook Adam. Er bestaat een mythe, waarin Adam, nadat hij verleid was door Eva, ook van de ‘appel’ zou hebben gegeten. Een stukje van die appel bleef in zijn keel steken, daarom heet de verdikking in de hals, die bij veel mannen zichtbaar is, de Adamsappel. Of « cursief» Adam’s apple «einde cursief», « cursief» pomme d’Adam «einde cursief», « cursief» Adamsapfel «einde cursief» of zelfs in het Latijn «cursief» pomum Adami «einde cursief».
Janneke van der Molen, Bierum