Het vorige artikel eindigde met de constatering dat er vanuit de 'majority-world' heel wat christenen hierheen komen, soms met het bewuste doel om in Nederland (en breder in West-Europa) het evangelie ‘terug’ te brengen. Omdat Nederland en Europa weer volop zendingsgebied geworden is. We maken het mee, ook binnen onze kerken, en wat doet het met ons?
Ontmoeting.
Een paar jaar geleden woonde ik een bijeenkomst bij waar een collega een verhaal vertelde over de ontmoeting met de wereldkerk. Dat verhaal bracht verschillend herinneringen bij mij boven uit de tijd dat ik in Mozambique woonde en werkte. Ik realiseerde me – weer – hoe waar het is wat hij naar voren bracht.
Als je kennis maakt met kerken uit andere windstreken en delen van de wereld, maak je nogal eens mee dat er bepaalde accenten naar voren komen, die wij in ons denken over geloven niet meteen aan de orde stellen. Dat kan best spannend zijn! Hoe verhoudt dat alles zich namelijk tot datgene wat wij als kern van het geloof hebben leren kennen en belijden, namelijk het centrale gegeven van het evangelie zoals dat tot ons komt in het kruis en in de opstanding van Jezus Christus? Wat gebeurt er, als die andere accenten naar voren komen? Wat doet dat met de inhoud van het (lees: ons) geloof?
Efeze-moment
Die vraag moeten we onder ogen durven zien. Want het is nog maar de vraag of het verkeerd is als wij, naast wat wij als centrale inhoud van het evangelie leerden zien en belijden, ook oog krijgen voor accenten die wij niet in eerste instantie benadrukken. Dat kan zeer verrijkend zijn. In de ontmoeting met christenen uit andere culturen en contexten krijgen we zicht op andere facetten van het evangelie die – dat heb ik wel geleerd – net zo Bijbels zijn als datgene wat wij zelf geloven en belijden. Er zit iets in van wat wel een ‘Efeze-moment’ genoemd wordt: Samen met alle heiligen gaan we zien hoe groot de breedte en lengte en hoogte en diepte is, en te kennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat, opdat we vervuld zullen worden tot alle volheid Gods.
Bescheiden …. en vrijmoedig.
Zo’n Efeze-moment maakt allereerst bescheiden. Ik bedoel: wij kunnen toch niet zeggen dat wij met onze kennis van de liefde van Christus, zoals we die in de lijn van de Reformatie hebben ontdekt, alles onder woorden gebracht hebben wat er over Gods liefde in Christus te zeggen is? Paulus zegt niet voor niets dat de liefde van Christus de kennis te boven gaat! Omdat het om die liefde gaat, is bescheidenheid op zijn plaats, want wij ‘hebben’ Christus niet ‘in onze vingers’. Wij kennen slechts ‘ten dele’, en helemaal als het gaat om het kennen van Christus, gaat dat ‘ten dele’ op. Daarom is het verrijkend om, naast datgene wat wij in de lijn van de Reformatie weer ontdekten over Gods soevereine genade in Jezus Christus, ook oog te krijgen voor nog andere aspecten van die liefde van Christus. Als ik samen met anderen naar Christus leer kijken, groeit Christus. Er komen facetten bij. De ogen van de ander laten mij nieuwe dingen zien!
Maar het werkt naar beide kanten. In de ontmoeting met christenen uit andere culturen en contexten gaat de beweging heen en weer: wij horen en ontdekken wat anderen ons laten zien, en wij mogen laten zien wat wij van Christus ontdekten. Wij mogen vrijmoedig aangeven wat wij, in de lijn van de Reformatie, van Hem leerden zien. Daarom ben ik echt blij met het verrijkende van de ontmoeting met die andere christenen.
Opnieuw leren …
Daarbij denk ik, dat wij het ook nodig hebben dat we die andere accenten, die wij niet in eerste instantie benoemen, weer gaan zien. Omdat we ze misschien wel grotendeels, of ook compleet, uit het oog zijn verloren. Ik leerde daar iets van toen ik in Mozambique werkte: daar ontdekte ik (weer) dat geloven met mijn hele leven te maken heeft. Natuurlijk wist ik dat wel. Zondag 1 van de Heidelbergse Catechismus leert ons dat een gelovige met lichaam en ziel, beide in leven en in sterven het eigendom is van de getrouwe Heiland, Jezus Christus. Ik wist dat. Zoals we het allemaal weten. Maar intussen: wat is het lastig om aan dat geloof concreet invulling te geven voor ons leven en ons bestaan van elke dag. In alle verbanden van dat leven van elke dag.
In Afrika zag ik hoe de mensen het beleefden dat ze voor heel hun leven op God zijn aangewezen. Niet alleen als het hun hart, hun ziel en hun zaligheid betreft. Nee, voor heel hun bestaan, met alles wat daarvoor nodig is. Hoe vaak hebben we niet het zinnetje gehoord: ‘als God het wil, zullen we ....’
Alleen dat al zou een geweldige winst zijn. Die we kunnen leren van onze broeders en zusters van de wereldkerk.
J. van ’t Spijker, Hoogeveen