Deze zomer willen we in vier nummers aandacht geven aan de verkondiging van het Woord. Niet zoals dat op zondag in Nederland in de kerk gebeurt, maar juist aan de verkondiging in een totaal andere context. Dit eerste artikel gaat over de roeping om het Woord over grenzen heen door te geven aan mensen van wie je de taal niet spreekt.
Vooraf: het grensoverschrijdende van het evangelie.
God wil dat het evangelie aan alle mensen zal worden doorgegeven. En dat moet gebeuren op zo’n manier dat al die mensen in de gaten zullen krijgen dat het God werkelijk om hen te doen is. Het evangelie wordt niet in de een of andere mysterieuze taal onder woorden gebracht maar het is, zoals we dat zeggen, vertaalbaar. Dat zie je gebeuren op Pinksteren: al die mensen die in Jeruzalem het wonderlijke gebeuren daar meemaken, horen ‘in hun eigen taal’ spreken over wat God in Jezus Christus gedaan heeft. Er klinkt geen geheimtaal maar de taal waarin mensen geboren zijn – hun moedertaal. Prachtig is dat, als je bedenkt wat dat betekent: het evangelie spreekt ons hart aan, in de taal die je van je vader en moeder leerde.
En dus wordt er vertaald …
De directe consequentie daarvan is dat het van het grootste belang is dat het evangelie inderdaad zal klinken in de taal van de mensen. Dat is één van de dingen die in de tijd van de Reformatie heel sterk is benadrukt door Luther, en die als het om zending gaat helemaal vanzelf spreekt. Daarom leerden mijn vrouw en ik, voordat we in 1998 naar Mozambique vertrokken, eerst Portugees. Dat was een noodzakelijke stap om in Mozambique te kunnen werken. En zo kwamen we daar. En gingen we aan het werk, en begon ik les te geven en te preken. We wisten daarbij dat de mensen die we wilden bereiken zelf nog weer een andere taal spraken, en wel het Elomwe. En dus werd er, altijd als ik preekte, nog weer doorvertaald naar die taal door één van mijn Mozambikaanse collega’s. Dat leidde een keer tot een situatie, waaraan ik met een glimlach terugdenk.
Misverstaan en dus …
Ik was uitgenodigd ergens te komen preken, en dus trokken we erop uit. Samen met een Mozambikaanse collega – het was ds. Nahoma – kwamen we bij het betreffende kerkje. Daar werd ons verteld dat het niet de bedoeling was dat ds. Nahoma mij zou vertalen, maar dat er iemand anders was die dat zou doen. En dus gebeurde dat. Ik heb er gepreekt, en zoals we dat altijd deden, sprak ik een zin uit, waarna die vertaald werd. Zo ging het de hele preek door, en ik had niet in de gaten dat er iets vreemds aan het gebeuren was. Dat hoorde ik echter na de dienst, toen we weer in de auto zaten. Toen vertelde ds. Nahoma me, dat de mensen in de kerk die ochtend twee preken gehoord hadden: de preek die ik in het Portugees had gehouden en daarnaast een andere preek in het Elomwe. ‘Hoezo dan?’, vroeg ik. ‘Nou’, vertelde ds. Nahoma, ‘ik begreep eigenlijk meteen aan het begin al dat de man die zou vertalen niet begreep wat u allemaal zei, en dus maakte hij er maar een eigen verhaal van.’ ‘Maar waarom vroeg hij dan niet wat ik bedoelde?’, vroeg ik. En ds. Nahoma legde me uit dat deze man natuurlijk op geen enkele manier wilde laten blijken dat hij mij niet snapte. Slechts een paar mensen in de kerk hadden het gemerkt.
Dat kon dus gebeuren.
Eenvoud die dichtbij komt
Wat echter ook gebeurde was echt mooi. Ik moest in het Portugees preken: een taal die niet mijn eigen moedertaal is. En dat werd dan nog weer vertaald naar het Elomwe, de taal die de moedertaal was van de mensen in dat deel van Mozambique. Ik heb daardoor geleerd dat preken eigenlijk altijd uitleggen en vertalen is. Ik moest me uitdrukken in een taal waarvan ik nog lang niet alle finesses en de fijne nuances in alle verschillende woorden kende, en daarbij moest ik voortdurend opletten of de mensen met me ‘meekwamen’ – of ze begrepen wat ik zei. Dat dwong me ertoe om met de eenvoudige woordenschat die ik me van het Portugees eigen had gemaakt zo te preken dat mijn Mozambikaanse collega’s het helder door konden geven in het Elomwe.
Ik merkte dat juist dat eenvoudige woordgebruik het evangelie dichtbij bracht. Bij de mensen, die het hoorden en die erdoor aangestoken werden. Maar ook bij mijzelf, omdat juist de eenvoudige woorden de boodschap geweldig diep lieten inzinken, ook in mijn eigen hart. Geen moeilijke woorden, maar taal die rechtuit getuigt van Gods diepe en o zo rijke liefde in Christus. Geen moeilijke taal, maar een heel directe boodschap dat God ons zoekt, omdat Hij ons wil redden. Omdat Hij ons liefheeft. En ons dat – recht tot in ons hart toe – bekend maakt. Ook door een preek waarbij de prediker zelf moet zoeken naar woorden.
Ik merkte dat het Woord zelf aan het woord kwam en mensen aansprak. Door de Geest.
J. van ’t Spijker, Hoogeveen