Het pinksterfeest doorbreekt alle grenzen van nationaliteit en afkomst. Dat is geweldig nieuws, maar het roept ook de vraag op of we in onze kerkelijke gemeenten zo grenzeloos zijn. In dit artikel wil ik deze vraag benaderen vanuit Psalm 87. Dit lied is een grote lofzang op de stad van God: Jeruzalem. Uit deze hele psalm blijkt dat de HERE God een heel bijzondere band heeft met de stad Jeruzalem en de berg waarop Jeruzalem is gebouwd. De HERE houdt van Jeruzalem zoals een man van zijn vrouw houdt. Tegelijk is Jeruzalem de moeder van het volk Israël. In Jesaja 54 wordt dat beeld ook gebruikt. Jeruzalem is een moeder die bescherming biedt en veiligheid.
Maar in Psalm 87 gebeurt nog iets bijzonders. Want er wordt niet alleen gesproken over het volk Israël, maar er worden ook namen genoemd van andere volken. Het gaat over Rahab en Babel. En ook over de Filistea, Tyrus en Nubië. Dat waren allemaal volken om Israël heen. Rahab is een andere naam voor Egypte. Dat lag aan de ene kant van Israël. En het machtige volk van de Babyloniërs woonde aan de andere kant van de Israëlieten. Twee grootmachten waar Israël voortdurend mee in conflict is. Het zijn de grootste vijanden van Israël. Maar de HERE God zegt in vers 4: ‘Ik noem Rahab en Babel mijn getrouwen.’ Dat klinkt heel vertrouwd en dichtbij. De Here God denkt niet af en toe ook aan die volken, maar er zal een moment komen dat ze er helemaal bij horen.
De manier waarop dat gebeurt is bijzonder. Want er wordt van al die volken gezegd dat ze hier zijn geboren. Dat lezen we in vers 4 en dat lezen we ook in vers 6: Bij de namen van de volken schrijft de HEER: ‘Dit volk is hier geboren.’ De psalm zegt niet dat er een moment zal komen dat ze ook van harte welkom zijn in Jeruzalem. Dat Jeruzalem de oorkonde zal krijgen voor meest gastvrije stad ter wereld, omdat iedereen ongeacht de afkomst of het verleden welkom is in Jeruzalem. Nee, de HERE schrijft bij al die volken: ‘Dit volk is hier geboren.’ Je zou kunnen zeggen: wie ze zijn, hun diepste identiteit, namelijk hun afkomst is veranderd. Het is veel meer dan een warm welkom in Jeruzalem. Ze horen er helemaal bij. Ze zijn er volledig onderdeel van. Dat wat nog zou kunnen scheiden, is in Gods ogen weg.
In Psalm 87 is dat wat de HERE God belooft te doen. Híj is het die de namen van de volken opschrijft. Híj denkt aan de volken. Hij is allereerst op Israël gericht, maar vanuit Israël wil Hij de volken rondom Israël ook zegenen. Die belofte had de HERE gedaan aan Abraham. En dit lied gaat in dat spoor verder. Deze psalm laat zien dat er een moment komt dat Jeruzalem niet alleen de moeder is van het Joodse volk, maar dat het de moederstad is van de volken. Is dat niet wat we zien gebeuren op die eerste pinksterdag? Eerlijk toegegeven, het is nog maar een begin. Want op de eerste pinksterdag zijn het allemaal Joden die in Jeruzalem woonden en afkomstig waren uit ieder volk op aarde, zo staat er in Handelingen 2,5. Maar wie het boek Handelingen verder leest, ontdekt dat ook de heidenen in beeld komen. Mensen uit allerlei volken en met allerlei achtergronden gaan horen bij de gemeente van de Here Jezus Christus.
Dat is wat de Heilige Geest doet. Het is de Geest van Christus, die daar op de eerste pinksterdag aan het werk is. Hij wordt over alle mensen uitgegoten (Hnd. 2,17). Niet alleen het volk Israël, maar ook over mensen met andere achtergronden en nationaliteiten. En op die eerste pinksterdag groeit de groep met drieduizend mensen. En achter al die mensen schrijft God – door het werk van de Heilige Geest – van Christus.
Deze psalm helpt ons als christenen uit de heidenen dus allereerst om steeds weer te beseffen dat er een voortdurende verbondenheid is met het volk Israël. Op de eerste pinksterdag ontstond er geen nieuwe religie, maar gingen Gods beloften uit het Oude Testament in vervulling. In vers 7 zingen de zangers: ‘In u zijn al mijn bronnen.’ In een land waar het verzengend heet kan zijn en waar je geen stromend water uit de kraan hebt, daar moet je bij de bron zijn! Een kerk die loszingt van díe bronnen, zal dor en droog worden.
Maar het is goed om ook onze eigen kerkelijke gemeentes eens te bezien vanuit wat hier in Psalm 87 over Sion gezegd wordt. De kerk is niet hetzelfde als Sion, maar door het werk van de heilige Geest is de kerk ook zo’n bron. Natuurlijk, iedereen is welkom zeggen we. Maar we hebben gezien dat Psalm 87 meer zegt dan alleen maar: ‘Iedereen is welkom in Jeruzalem.’ Vanzelfsprekend mogen er gasten komen. Maar blijven het in de praktijk niet vaak ook gasten? Als de christelijke gemeente nu de plek is waar je – ongeacht je afkomst of voorkeuren - moet zijn, hoe komt het dan dat we als leden van de gemeente uiteindelijk zo veel op elkaar lijken? Hoeveel mensen aan de onderkant van de samenleving vinden de weg naar onze kerken? Hoeveel verschillende nationaliteiten zitten er bij u in de gemeente?
Psalm 87 laat zien dat het uiteindelijk de HERE God zelf is die mensen bijschrijft. Maar God schakelt daarvoor mensen in en dat spoort ons aan om onze manier van kerk-zijn, onze diensten en gewoontes eens te bekijken vanuit onze missionaire roeping. Zijn we als gemeente een bron voor anderen of sluiten we de rijen zo dat diegenen die een andere cultuur of andere gewoonte hebben niet meer bij die bron kunnen komen?
Ds. Albert-Jan Dorst, Surhuisterveen