‘Precies op de plek waar mijn broer is doodgeschoten,’ zegt mijn begeleider. We staan met een lekke band vlak voor een kleine brug die toegang biedt tot de grootste christelijke sloppenwijk van heel Azië: Youhanabad. ‘Voor de dood van mijn broer Christopher is nooit iemand opgepakt.’ Christopher was samen met mijn begeleider de grondlegger van de kerk en van het hulpverleningswerk. De moord had misschien te maken met jaloezie. Christopher durfde het gesprek met moslims aan te gaan. De marges voor christenen in Pakistan zijn heel klein. Een onbenullig incidentje kan het begin zijn van zeer ernstige bedreigingen. Die kunnen zo gevaarlijk worden dat vluchten nog de enige optie is. Dat wist ik al van enkele Pakistaanse vluchtelingen die ik via het AZC in Luttelgeest heb leren kennen. Nu heb ik het van dichtbij gezien en voor een klein deeltje van heel dichtbij meegemaakt. In veruit de meeste gevallen wonen de christenen daarom dicht bij elkaar, in een aparte wijk van een stad of in een hoekje van een dorp.
Een waterput
Onze sloppenwijk bevindt zich in een van de vele wijken van Lahore. In de vorige column vertelde ik al over de kerk, de school, het kinderhostel en de kleine kliniek. Ze bevinden zich allemaal naast en tegenover elkaar in een nauwe steeg. Ik moet daar nog twee andere belangrijke projecten aan toevoegen. In de eerste plaats de schoonwatervoorziening. Heel veel ziekten hebben hun oorsprong in het drinken van vuil water. Voor de deur van de kerk werd een waterput geslagen. Een stukje verderop is de watertap. Daar zijn een aantal filters aangebracht. Zij zuiveren het bronwater tot geschikt drinkwater. Een zegen voor de mensen. Iedereen mag er water tappen. Ook de moslims uit de omgeving. Als je met armoede wordt geconfronteerd krijg je weer helder zicht op de eerste basisbehoeften van mensen. ‘Voedsel en deksel’ noemt de Statenvertaling het (1Tim. 6,8). Je hebt ‘eten en drinken’ nodig en ‘kleding en onderdak’.
Naaimachines
Voor die kleding is er ook een klein project. In een schuurtje, waar wij onze fietsen zouden wegzetten, staan zes naaimachines. De vrouwen die er aan het werk zijn beschikken over een aanstekelijk enthousiasme. Ze kunnen ook veel. Ontroerend is het om te zien dat de instructrice twee heel erg vergroeide handen heeft. Maar wat een mooi gezicht heeft ze en wat een liefde. Een andere zuster is verantwoordelijk voor het inkopen en het verkopen. Ze vertelt me dat het projectje niet goed van de grond komt omdat er niet voldoende geld is om stoffen te kopen. Kleren maken kunnen ze heel goed en het is zeker ook te verkopen, maar door geldgebrek komt het niet op gang. Misschien zijn er vrouwenverenigingen (op Urk) die een helpende hand willen bieden? Ik heb een paar mooie foto’s van het naaiatelier. Kom gerust even langs om ze te bekijken. Op dit moment is de pastor met een klein team aan het werk in het overstromingsgebied, zes uur rijden verderop. Ook mensen die weinig hebben zijn bereid om te delen.
Krijn de Jong, Urk