Pinksteren. De Heilige Geest is uitgestort. Het moet mogelijk zijn om daarbij aan meer te denken dan: wow, twee vrije dagen. Hoe kunnen we bij de inhoud van dit bijzondere feest komen? Hoe kunnen we er iets van beleven? Hoe vieren we het Pinksterfeest? Kerstfeest, dat is niet zo moeilijk. Je leeft er in de adventstijd wekenlang naartoe. Al die geschiedenissen die we dan lezen en horen helpen ons. En dan in de Kerstnacht wordt het Kindje geboren. God in het vlees. Kleine Jezus, grote God. Immanuël.
Ook de lijdenstijd kan ons meeslepen. Ook daar leven we wekenlang naar toe, met aan het einde die wonderlijke ‘Stille Week’ en dan die verschrikkelijke ‘Goede Vrijdag’. En wat een ontlading als de Paasmorgen aanbreekt. De Opstanding. ‘De Heer is opgestaan’ roepen we elkaar toe, althans dat zouden we moeten doen. Maar ja, we zijn wel noordelingen. Rustig aan. En dat doen we meestal ook op het Pinksterfeest. Maar de gebeurtenissen van die dag geven daar weinig aanleiding toe. Wat een overweldigende gebeurtenis. Wat een tumult. Storm! Vuur overal. Ook de aanwezigen staan in vuur en vlam. Het uit zich in uitbundigheid. Ze struikelen zo’n beetje over hun woorden en ze lopen over van liefde voor elkaar. Je zou kunnen zeggen dat God opnieuw nabijgekomen is. Nu door Zijn Geest. Hij wordt in het hart van de gelovigen gebrand. En het heeft grote consequenties. Er worden gaven uitgedeeld. Gaven van de Heilige Geest. Lees maar in Romeinen 12: 4-8 en 1 Korinthe 12: 8-10. Over drie van die gaven wil ik iets zeggen.
Klanktaal
Het eerste wat op de Pinksterdag opvalt zijn de talen of de tongen. De apostelen lijken een soort talenwonders geworden te zijn. Iedereen verstaat hen in zijn eigen taal. Het gaat hier over bestaande talen, maar in andere Bijbelgedeelten wordt ook gesproken over een eigen taalsoort. In veel Pinkstergemeenten en andere charismatische groepen worden de klanktalen vaak als een van de belangrijkste criteria gezien. Iets waar de bijbelgegevens niet onmiddellijk aanleiding toe geven. Het spreken in tongen suggereert iets supergeestelijks. Toen ik een jaar of vijftig geleden voor het eerst in nauw contact kwam met pinkstergelovigen verlangde ik naar deze gave. Ik bad erom. Ik ben niet zover gegaan als vaak wordt aangeraden, dat je het gewoon moet proberen, moet oefenen. Het lijkt me nog steeds dat een gave gegeven wordt. Ik heb het niet ontvangen en heb me erbij neergelegd, in de wetenschap dat er verschillende gaven zijn. Ik let er nog wel een beetje op en ben niet altijd enthousiast. Onlangs was ik in een kleine huissamenkomst. Er was een Afrikaanse evangelist langs gekomen. Hij sprak vurig en wat ik me ervan herinner is dat hij uitsluitend over de Heilige Geest sprak. Ik ervaarde het als vertrouwd - het staat in de Bijbel-, maar ook als vervreemdend. In de Bijbel wordt toch niet alles teruggeleid tot de Heilige Geest. We waren met vijf volwassenen en zes kinderen. Onze gastvrouw, een lieve gelovige vrouw, bad voortdurend hardop in tongen. Ik lette een beetje op de kinderen. Een voor een schoven ze in de richting van de kamerdeur en verdwenen. Wat voor nut heeft het, dacht ik. Je creëert iets bovennatuurlijks, maar wie heeft er wat aan?
Genezingen
Wie verlangt er niet naar de gave van genezing? Of zoals het in 1 Korinthe 12 genoemd wordt: ‘genadegaven van genezingen’. Zoveel mensen lijden. Oude mensen, maar ook jongeren en kinderen. Natuurlijk bidden we vurig voor hen. Ook in onze zondagse samenkomsten is de voorbede voor de zieken een belangrijk onderdeel. Maar er wordt in de Bijbel ook gesproken over de gave van genezingen. Zou dat nog kunnen? Als je zelf te maken krijgt met een ernstige ziekte of mensen in je onmiddellijke omgeving, dan kun je nog zo anti-Pinksteren zijn, maar die genezingsverhalen van de Heere Jezus en later van de apostelen laten je niet los. Een aanraking van Jezus! Of zou ik, in de Geest Hem kunnen aanraken, net als die bloedvloeiende vrouw. Je blijft verlangen. Er is een probleempje, er is zoveel nep. Behalve echte boeven van het kaliber van Simon de tovenaar zijn er ook zoveel pseudo-genezers. Mensen in een rolstoel klagen erover dat ze lastiggevallen worden door ‘genezers’ die zich aan hen opdringen. Zonder context, zonder relatie willen ze voor je bidden omdat ze ervan overtuigd zijn dat iedereen kan genezen. Onlangs had ik er zelf mee te maken. In een toespraakje had ik verteld dat ik vaak verlang naar de gave van genezing. In de pauze kwam iemand naar me toe met de mededeling dat ik die gave al had: ‘iedereen kan het’. Het was hem ook opgevallen dat mijn gehoor niet optimaal was. Zonder nadere aankondiging legde hij zijn handen op mijn oren en bad voor me. ‘Je bent genezen’, deelde hij me mee. Je zou dat natuurlijk moeten merken, maar dat was niet het geval. Hoe ik me voelde? Nou, ik kan wel wat hebben. Ik laat het maar over me heenkomen. Ik denk dan vooral, ‘zo moet het dus niet’. Het is, lijkt mij, vooral een uiting van dominantie. Toch moeten we het ook blijven waarderen als mensen gepassioneerd zijn, zich niet zomaar bij alles neerleggen. Soms ben ik geneigd te denken: alles beter dan levenloos geloof. We moeten vooral blijven verlangen. Vurig verlangen.
Geloof
Naast allerlei verschillende gaven kunnen we ook ‘geloof ontvangen door diezelfde Geest’. Geloof? Bijna zou je zeggen: maar ik geloof toch, ik ben toch christen. Maar praten over het geloof is nog niet hetzelfde als geloven. We kunnen er heftige discussies over voeren, maar als je op je knieën ligt, wat zeg je dan? Kennelijk heeft het geloof verschillende gradaties. We spreken wel over een zwak geloof of over een diepgelovig iemand, of over klein geloof en over een groot geloof. Over de hoofdman in Kapernaüm zegt Jezus: ‘Ik heb zelfs in Israël zo’n groot geloof niet gevonden’. Heere, open mijn hart. Vervul me met Uw Geest. Pinksteren 2023: Ik geloof in de Heilige Geest.
Krijn de Jong, Urk