Water heeft in mijn leven altijd een vanzelfsprekende rol gespeeld. Ik ben opgegroeid aan de Rivierdijk in Hardinxveld-Giessendam. Als het mooi weer was, zwommen we in de Merwede achter ons huis. Ook tijdens onze vakanties in Frankrijk was water vooral een positieve ervaring. De hoge golven in de Atlantische Oceaan zijn me bijgebleven. Ze tilden je op en gooiden je al tollend op het strand. Mijn eerste associatie bij water is dan ook: plezier en vertier. Tegelijk was er ook een waarschuwende stem: ‘Pas op, Wilbert, niet te ver. Het water zuigt.’ Deze waarschuwing sloeg ik niet zomaar in de wind. Ik heb van kinds af aan ontzag gehad voor de kracht van het water. Omdat ik de trekkracht regelmatig heb gevoeld, maar meer nog door het verhaal dat mijn moeder ons al jong vertelde. Over haar vriendin die op een mooie zomerdag de Merwede inrende en niet meer boven kwam. Meegetrokken door een kolk…
Oervloed
In de Bijbel speelt water een belangrijke rol. Ook daar komen we die dubbelheid tegen. In de eerste verzen van Genesis wordt de dreiging van het water benadrukt: ‘In het begin schiep God de hemel en de aarde. De aarde was woest en doods, duisternis lag over de oervloed.’ (Genesis 1: 2) De aarde is nog een donkere, onleefbare plek. Het Hebreeuws gebruikt voor ‘woest’ en ‘doods’ de woorden ‘tohu wa bohu’. Alleen de klank geeft je al een ‘unheimisch’ gevoel. Het klinkt dreigend, je weet maar nooit wat er uit die oervloed naar boven komt. Het is niet voor niets dat in het laatste Bijbelboek staat: ‘Want de eerste hemel en de eerste aarde zijn voorbij, en de zee is er niet meer.’ (Openbaring 21:1) In het Vrederijk van God is geen plaats voor een dreigende ‘oervloed’ die je naar beneden kan trekken.
De dreiging van water komt ook op andere plekken in de Schrift terug. Lees bijvoorbeeld Psalm 107. Een beeldende tekst, je ziet het voor je. De golven hebben vrij spel, de mensen aan boord van het schip ‘tollen en tuimelen als dronkaards’ (vers 27). Maar het is de HEER die de storm tot zwijgen brengt en hen naar een veilige haven brengt (vers 29- 30). De berijming van Psalm 93 heeft deze symboliek - van God die sterker is dan de machten van de oervloed - mooi vertolkt:
Geweldiger dan water en dan wind
is in de hoogte God die overwint.
Geweldig is de HERE die zijn voet
plant op de nek van deze watervloed.
Het zijn woorden die me Jezus in gedachten brengen, wandelend over het meer. In het licht van de Schrift is dat meer dan een ‘kunstje’. Het laat ons zien wie Jezus Christus ten diepste is. Hij wordt niet meegetrokken in de diepte, hij wandelt over het wateroppervlak. Het is een Paasgetuigenis. De Zoon heeft de dood overwonnen, de oervloed heeft niet het laatste woord.
Water staat in de Bijbel niet alleen voor dreiging, het is ook een levenskracht. Een eerste levensbehoefte. Laten we daarbij de mens niet te veel in het centrum plaatsen. De planten, de dieren, alles wat leeft kan niet zonder. Water staat voor het leven van alledag en voor een vruchtbaar leven. We lezen over water uit de rots, over rivieren die door de stad van God stromen en de inwoners blij maken (Psalm 46). Over bomen geplant aan stromend water, die vrucht dragen en tot bloei komen (Psalm 1). We horen dat Jezus levend water schenkt, waardoor je nooit meer dorst zult krijgen. De mens die van dit water drinkt wordt een zegenende bron ‘waaruit water opwelt dat eeuwig leven geeft.’ (Johannes 4:13-14).
Schaars goed
Op de plek waar ik als kind opgroeide was water in overvloed. De Merwede viel niet droog, met springtij stond het soms zelfs in onze tuin. Aan regen meestal geen gebrek en de kraan deed het altijd als ik hem opendraaide. Pas later is mij nog een ander aspect van water duidelijk geworden. Water is niet alleen een dreiging en een zegen, het is ook een schaars goed. Dat is natuurlijk niets nieuws. Dat ik daar als kind niet bij stil stond zegt vooral iets over mijn westerse perspectief. Rondom water speelt dus een verdelingsvraagstuk. Wie beschikt er over? Wie zit aan de knoppen van de sluizen en de dammen? Hoe gaan we om met de landen waar steeds vaker overstromingen zijn door klimaatverandering? Hoe helpen we mensen in gebieden op onze aarde waar de hitte verzengend is en de aarde kurkdroog?
Geen eigendom
De Bijbel leert ons dat de wereld niet ons eigendom is. We spreken niet voor niets over de ‘schepping’. De aarde is geen ‘ding’ waarover we vrijelijk kunnen beschikken. Alles wat groeit en bloeit, leeft en bestaat, staat in relatie tot de Schepper. Wij mensen, maar ook de bomen en de dieren, de bergen en de zeeën. Het geloof in God de Schepper maakt ons tot verantwoordelijke mensen. Het is een indringende vraag: hoe verdelen we het water dat in ruime mate voorhanden is en tegelijk schaars? Hoe doen we dat in het licht van de woorden in Genesis 1:31: ‘God zag alles wat Hij gemaakt had: het was zeer goed’? Bouwen we het goede uit of keren we het goede om in zijn tegendeel?
Als je de Bijbel leest vanuit het perspectief van ‘water’ is er onnoemelijk veel te vertellen. We hebben het nog niet gehad over de ark van Noach, de doortocht door de Rode Zee, Jona en de vis, Petrus die over het water loopt. Veel van deze lijnen komen samen in het sacrament van de heilige Doop. Voorafgaande aan de doop wordt een gebed uitgesproken waarin de kracht van het water verwoord wordt, zowel levennemend als levengevend. Met de doop belijden we: er is er Eén die sterker is dan het water en ons door het water van de dood heen in het volle leven roept. De Schepper is ook de Bevrijder. Hij leidt ons door de zee en geeft ons vaste grond onder onze voeten. In Gods Rijk zal geen zee meer zijn, maar wel een rivier met water dat leven geeft (Openbaring 22:1-5).
ds. Wilbert van Iperen
Met toestemming overgenomen uit De Verbinding