De laatste jaren hoor je een steeds luidere roep om vrouwelijke rolmodellen in de media. Actiefilms bijvoorbeeld krijgen steeds meer een vrouwelijke superheld of een groep vrouwen als hoofdpersonage. Zo kunnen vrouwen zich meer identificeren en voelen zij zich vertegenwoordigt. Een kunstuiting die volledig gericht is op de heldendaden van een vrouw is niet iets van de laatste tijd. In het vroege Jodendom vinden we al zo’n boek: het boek Judith. In twee artikelen wil ik een inkijkje bieden in dit bijzondere boek. Dit eerste artikel vormt een introductie op het boek.
Het boek Judith
Judith is een opmerkelijk boek. Niet alleen omdat in de tijd van schrijven de positie van vrouwen compleet anders was dan tegenwoordig, maar ook omdat het ons een episode uit de geschiedenis van Israël vertelt die we eigenlijk helemaal niet kennen.
Wie Judith geschreven heeft is onbekend. De vraag wanneer het boek geschreven is kan wel meer beantwoord worden. We komen in ieder geval een verwijzing naar Judith tegen in de brief van bisschop Clemens van Korinthe aan de gemeente van Rome, rond 96 na Christus (1 Clem. 55:3-5).
Als we gaan kijken naar de tekst zelf komen we een aantal belangrijke gegevens tegen die ons een indicatie van de ontstaanstijd geven. In Judith 5 wordt de geschiedenis van Israël verhaald, waarbij de vertelling eindigt met de terugkomst van Israël uit de ballingschap (Jdt. 5:22). Dat lijkt te wijzen op de tijd na de ballingschap in Babel. In het hoofdstuk ervoor wordt gesproken over de ontwijding van de tempel (Jdt. 4:2-3). Deze ontwijding lijkt verdacht veel op de ontwijding van de tempel door Antiochus IV Epiphanes in 168 voor Christus, waardoor de rebellenfamilie Makkabeüs de macht greep. Andere gegevens wijzen ook op deze tijd: de geografie van het land (Jdt. 2:18-3:8), het bestaan van een senaat naast de hogepriester (Jdt. 4:9; 15:9) en de vroomheid die in Judith naar voren komt. Het boek Judith is dus waarschijnlijk ontstaan kort na 168 voor Christus, de tijd tussen het Oude en het Nieuwe Testament.
De inhoud van het boek Judith
Het boek begint met de macht van Nebukadnessar, de koning van Assyrië, en zijn aanspraak op heerschappij en eer (Jdt. 1-3). Nebukadnessar wil oorlog voeren tegen Arphaxad, de koning van de Meden, en wil daarbij hulp van volken in het Westen, zoals de Perzen en de Joden. Zij weigeren. Nebukadnessar verslaat vervolgens Arphaxad, maar zint op vernietigende wraak tegen de weigerachtige volkeren. Holofernes, opperbevelhebber en tweede man uit Nebukadnessars rijk, geeft aan deze missie gestalte. Uiteindelijk komt hij bij Juda uit.
Het tweede deel van het boek focust op de perikelen tussen Holofernes en Juda. De Judeeërs verschansen zich uit angst en roepen God om verlossing aan. Het bergdorp Bethulia is een van de voorbeelden van deze reflex. Holofernes is woedend en vraagt om meer informatie over de Judeeërs.
Daarop neemt Achior, de generaal van de Ammonieten, het woord. Zijn toespraak komt erop neer dat de Judeeërs een volk uit het oude Mesopotamië zijn met een machtige God die wonderen doet en hen bijstaat. Achior adviseert Holofernes te kijken naar de geestelijke status van het volk: als zij God dienen zijn ze onverslaanbaar, als zij Gods wet niet in acht nemen zijn ze kwetsbaar. Velen protesteren tegen het advies van Achior en Holofernes neemt hem ook niet serieus. Achior wordt naar Bethulia gestuurd, waar hij alles vertelt wat hij gezien, gehoord en gesproken heeft. Daarop gaat de bevolking nog meer bidden tot God.
Holofernes doet wat hij gezegd heeft: hij belegert Bethulia en intimideert de bevolking door zijn troepenmacht. Zijn doel is de inwoners door honger en dorst te laten omkomen. De inwoners worden angstig en roepen om overgave na 34 dagen belegering, maar Ozias, de stadsbestuurder, vraagt om vijf dagen geduld.
Het derde deel van het boek gaat zich dan richten op Judith en haar bevrijdend handelen (Jdt. 8-16). Judith wordt geïntroduceerd als een rijke, knappe en godvrezende weduwe. Zij stapt naar de stadsbestuurders en protesteert tegen de komende overgave van de stad. De belegering van de stad kan Gods straf zijn, maar God is op de hand van zijn verbondsvolk. De belegering is volgens Judith een beproeving van God. Judith stelt haar plan voor: zij zal met haar slavin naar buiten gaan ’s nachts om Bethulia te redden. Judith bidt daarop om kracht en bescherming van God om haar missie te volbrengen.
Na haar gebed legt zij haar rouwkleding af, trekt haar mooiste kleren aan en palmt Holofernes en zijn troepen in. Zij vleit Holofernes door te wijzen op zijn macht en status. Zij vertelt hem dat Achior gelijk heeft, maar dat Bethulia zondig en dus kwetsbaar is. God geeft hem de stad in handen. Holofernes is verheugd en nodigt haar uit in zijn tentenkamp. Daar verblijft ze drie dagen. Op de vierde dag gaat zij Gods missie volbrengen. Zij is de eregast van Holofernes, die verliefd op haar is geworden. Bij de maaltijd drinkt hij te veel en valt in slaap, terwijl alleen Judith bij hem is. Na een kort gebed onthoofdt zij Holofernes en vlucht met het hoofd van Holofernes naar Bethulia. De inwoners onthalen haar vreugdevol en zijn dankbaar voor wat zij gedaan heeft. Het hoofd van Holofernes wordt tentoongesteld aan de stadsmuur en het lichaam van Holofernes wordt in zijn tent gevonden. De Assyrische troepen zijn helemaal uit het veld geslagen. Daarop vallen de Judese troepen aan en winnen zij de strijd. Er wordt feest gevierd door de overwinnaars en God wordt gedankt. Het boek eindigt met een lied van Judith, waarin zij God dankt en zijn redding belijdt, en een slot waarin kort de geschiedenis van het leven van Judith na de overwinning verteld wordt. Zij bleef weduwe, gaf haar slavin de vrijheid en overleed op 105-jarige leeftijd in een tijd van veiligheid voor Juda.
In het volgende artikel wil ik met u dieper in het verhaal duiken en kijken naar de relevantie van het boek Judith voor ons tegenwoordig.
Arjan van den Os, Harderwijk, universitair docent NT aan de TUA