Psalm 72  en een paradijselijke oase

In het Nieuwe Testament lezen we een aantal benamingen of typeringen van de kerk, de christelijke gemeente.

Paulus heeft het over ‘het huisgezin van God’ en ‘het volk van God’ of ‘Gods bouwwerk’. Petrus noemt het ‘Gods kudde’.

In de lijn van Psalm 72 noem ik de kerk ‘de paradijselijke oase’, een dubbele benaming voor dezelfde situatie zal later op de nieuwe aarde blijken, maar nu helaas nog niet. Er is werk te doen.

 

Een oase dus. Dat gevoel krijg je wanneer je de eerste verzen van Psalm 72 leest.

Het gaat over de gouden eeuw van Israël onder leiding van de koning. David is de dichter van deze Psalm, met in zijn achterhoofd het koningschap van zijn zoon Salomo. Maar David weet ook van een Grote Koning die ooit uit zijn nageslacht zal voortkomen, de Messias, de Here Jezus.

Die gouden eeuw onderscheidt zich door grote welvaart en vrede. Het bestuur is rechtvaardig, armen en verdrukten worden gered. Er is vrede met de omliggende landen. De Psalm is als een gebed voor de koning, omdat onder zijn leiding de bloei tot stand komt en moet blijven. Daarin is de koning een vertegenwoordiger van God. Hij heerst over het volk namens God. Want het is Gods koninkrijk. En als je dan in vers vier leest dat armen en verdrukten gered worden doet je dat direct heenwijzen naar Jezus. Hij is de grote koningszoon, de Redder van de verdrukten, de helper voor wie geen helper heeft.

 

En zoals het volk Israël drieduizend jaar geleden een oase in de woestijn van de ongelovige en harde wereld mocht zijn, een land waar recht en gerechtigheid heerste, zo mag de kerk in de huidige wereld een oase van vrede en gerechtigheid zijn. Wij wonen in een gebied van terpen en wierden, plaatsen waar je je veilig kon voelen. Oases in het Groningerland. Dat beeld mogen we als kerk uitstralen. In praktijk brengen.

En om maar gelijk met twee benen in de (klei) grond van alle dag te staan: In het leven en werken van koning Salomo ging het uiteindelijk ook lang niet zo goed als in de Psalm. En zo gaat het in de kerk helaas ook vaak mis. Harde koppen en kille harten botsen nog wel eens.

En dan leert David ons in deze Psalm iets heel belangrijks. Vanaf vers 17 gaat het niet langer meer over de wereldse koning, maar over de Grote Koning, Jezus Christus. Zijn naam zal eeuwig bestaan. Vers 18: Gods lof wordt gezongen. Hij doet wonderen, Hij alleen. Vers 19: Geprezen zij Zijn luisterrijke naam, voor eeuwig.

 

En dan wordt het duidelijk: De koning is niet God. Ook de kerk is niet God. Soms doen mensen alsof de kerk God is, ze werken zich een slag in de rondte om alles te regelen en precies te duiden hoe alles moet en zal. Tja, en als het dan anders loopt valt de kerk, en dus God tegen en haken mensen teleurgesteld af. Niks geen oase.

 

Daarom zijn die laatste verzen in Psalm 72 zo belangrijk. Die maken duidelijk dat er maar één is die wonderen doet en dat is niet de kerk. Dat zijn niet de kerkmensen. Dat is God.

Denk aan het wonder van de opstanding van Jezus, van dood naar leven.

Denk aan Zijn vergeving, God gaat met ons verder waar wij het verprutsen in ons leven.

 

Denk aan Zijn Troost, de Trooster, die toekomst biedt.

Alleen door die wonderen kon het volk Israël en kan de kerk van deze tijd een oase worden. De kerk als een oase, symbolisch midden op de wierde, een plek waar we het heil alleen van God verwachten. Als een lichtstraal in de wereldse duisternis. Dat stelt nooit teleur. Hij stelt nooit teleur!

 

Art van der Molen, Bierum

 

 


Commentaar

  • Ver van ons bed 2024-09-27 17:32:11

    Een korte zoektocht op het internet leert me dat er ooit een programma op de televisie was, dat de...

  • Laatste en eerste 2024-09-14 09:19:44

    Dit is mijn zesenveertigste en laatste commentaar voor dit mooie Kerkblad voor het Noorden. Na...

  • Horrorgezinnen 2024-08-31 08:28:17

    Wat een pijnlijke vertoning op de onlangs gehouden democratische conventie in Chicago. Niet ver...

  • De kerk met reces? 2024-08-16 14:24:12

    Daags na mijn verjaardag in juni zijn mijn man en ik er tussenuit gepiept. Eigenlijk hebben we te...