Tegenstrijdige gevoelens verscheuren me. Met volle teugen geniet ik van die prachtige Engelse dorpskerk en tegelijk voel ik me verslagen en verdrietig. Ze zijn zo mooi, die Engelse kerken op het platteland. Altijd toegankelijk. En wat een rijke historie. Ze kunnen zomaar teruggaan tot het jaar 1000. En dan al die graven eromheen. Die zijn ook eeuwen oud. Die kerken en die graven zijn een soort kleine enclaves van de eeuwigheid. De wat wijdere omgeving werkt meestal ook mee. Idyllisch. Het raakt je, of je wilt of niet. Het is allemaal zo mooi en zo rijk aan historie. Maar dan hoor je van je gastheer: ‘Hier komen op zondagochtend nog zes oudere mensen samen’. Wat erg. Die seculiere kaalslag van de afgelopen zeventig jaar voel ik in mijn lijf. Het voelt als een mokerslag. Wat betekent dit voor de nabije toekomst? Hoe zal het verder gaan? Gaat het verder of worden deze kerken op den duur ruïnes. Ruïnes zie je veel in Engeland. Ze houden daar niet van opruimen. Ruimte genoeg. Gewoon laten staan. Maar je wilt dat er in een kerk gebeden wordt en gezongen en gepreekt. In elke kerk die we bezochten ben ik op de knieën gegaan Daar zijn Anglicaanse kerken gelukkig op ingericht. De banken zijn knielbanken. Ik kan zo’n kerk gewoon niet bezoeken zonder er te bidden. Bidden voor herstel, bidden voor ontwaken en bidden voor een nieuw werk van de Heilige Geest.
Fascinatie
Over kerkgebouwen voer ik altijd een soort innerlijke strijd. Kerkgeschiedenis en kerkarchitectuur fascineren me. Op reis loop ik geen kerk voorbij. Is de deur open? In Engeland vaak wel, in ons eigen land zelden. Maar wat zoek ik daar dan? Even schuilen. Op zoek naar gemeenschap met Christus en met de plaatselijke gelovigen. Ik wil er bidden. Bidden voor de wereldkerk en voor de plaatselijke gelovigen. En bidden dat ze trouw mogen blijven. Samen bidden is nog mooier. Mensen ontmoeten in Christus, dat is ware gemeenschap. In andere landen en in andere culturen ervaar je dat nog intenser. Maar heb je daar een kerkgebouw voor nodig? Het kan toch net zo goed op straat? Ja zeker, onder Gods open hemel kun je hetzelfde ervaren. Dezelfde gemeenschap. Maar toch zweef ik er een beetje tussenin. Ik voel me overweldigd door een Engelse kathedraal en op gelijke wijze door een plotseling geestelijk contact op straat. Op straat kan er veel. De straat is nooit op slot. Je kunt er bidden, Bijbellezen en preken. Maar toch wenkt de kerk. Daar is de gemeenschap, daar tekent zich iets af van het lichaam van Christus, daar is de traditie, daar is beschutting. Het kerkgebouw is in de openbare ruimte ook een zichtbare herinnering aan God. Een stenen getuige. Daar moeten we zuinig op zijn. Je kunt beweren dat kerkgebouwen uiteindelijk niet meer zijn dan een hoop stenen, maar het zijn wel gedenkstenen.
Hergebruik
Lastig die lege kerken. Die ontluisterde kerkgebouwen. Deur op slot. Verwaarloosd. Nog lastiger zijn meestal de hergebruikte kerken. Niet zelden heel ver weg van hun oorspronkelijke bestemming. Het doet pijn, je wilt het niet zien. Het RD van 11 mei wijdde er een bijlage aan. Boeiende informatie. Er zijn gelukkig ook positieve wissels. In het grote gebouw van de vroegere Gereformeerde Gemeente in Rotterdam komt nu een Evangelische Gemeente samen. Elke dag open. Opvang voor daklozen en verslaafden. Dat kun je geen achteruitgang noemen. Maar er zijn helaas ook veel pijnlijke voorbeelden. Misschien leggen we ons te snel of te makkelijk bij de veranderingen neer. In het artikel ‘Bidden voor hergebruik van leeg kerkgebouw’ beschrijft prof. dr. Marc de Vries een inspirerend voorbeeld. Gebouw ‘de Buitenwacht’ in Dordrecht was ooit als kerk gebouwd, werd dertig jaar als buurthuis gebruikt, maar nu vinden er weer diensten plaats. Een gebedsgroep bad drie jaar lang elke week dat het gebouw weer als kerkgebouw zou mogen functioneren. En het wonder gebeurde.’
Hoop
Het nieuwe elan kan ook van onverwachte kant komen. Onlangs woonde ik een uitvoering bij van de musicalgroep ‘Koemi’. Ik was er samen met twee van mijn broers die de kerk al een tijdje niet meer van binnen hadden gezien. ‘Koemi’ is een zeer levendige, Bijbels geïnspireerde katholieke organisatie met een duidelijk evangeliserend karakter. Zij spelen Bijbelverhalen. Die middag werd de musical ‘Emmaüs’ uitgevoerd. Allemaal kinderen en jongeren en jongvolwassenen in prachtige oosterse kleren. Het enthousiasme spatte ervan af. Rennend kwamen ze van achteruit de kerk naar het podium, roepend ‘Hij komt er aan’. ‘Hij komt er aan’. De intocht in Jeruzalem. De combinatie van die heldere kinderstemmen en het gespannen verlangen veranderden mij plotseling van een bankzitter in iemand die met een palmtak zwaaiend langs de weg stond. ‘Hij komt er aan’, ‘Hij komt er aan’. We zaten in de Sint Johannes de Doperkerk in Wageningen. Een prachtig byzantijns aandoend gebouw op een steenworp afstand van ‘Hotel de Wereld’, de plek waar het Duitse leger in 1945 de capitulatie tekende. De kerk werd in de oorlog voor driekwart platgegooid. Maar na de oorlog weer opgebouwd. We genoten volop van de Emmaüsgangers en van alle Bijbelverhalen die aan ons voorbijtrokken. Na afloop bleven we nog even in de kerk rondhangen. Er kwam een meisje naar ons toelopen, een van de speelsters in haar mooie oosterse kleren. ‘Mag ik jullie zegenen’ vroeg ze aan mijn broers. Ze antwoordden wat verbouwereerd ‘eh, ja hoor’. Ze raakte met haar hand hun hoofd aan en zei: ‘Jezus zegent je’. Snel ging ze verder. Ik was verwonderd en ontroerd. Bij het verlaten van de kerk zat er weer zo’n heerlijk meisje bij de deur. Mijn oudste broer, zeer geïnteresseerd in kerkarchitectuur vroeg haar. ‘Van wie is deze kerk?’ Bedoelend, van welke bouwmeester. Maar zij antwoordde met nog steeds hetzelfde enthousiasme ‘deze kerk is van Jezus’. De Heere blijft verrassend werken. En Hij blijft spreken. Niet zelden door de mond van kinderen en zuigelingen.
Krijn de Jong, Urk